Vervoeging van conserveren

Onbepaalde wijs (infinitief): conserveren

Vertaling: conservar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik conserveer
  • jij conserveert
  • hij/zij/het conserveert
  • wij conserveren
  • jullie conserveren
  • zij conserveren

Indicativo presente

  • yo conservo
  • conservas
  • él/ella conserva
  • nosotros conservamos
  • vosotros conserváis
  • ellos/ellas conservan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik conserveerde
  • jij conserveerde
  • hij/zij/het conserveerde
  • wij conserveerden
  • jullie conserveerden
  • zij conserveerden

Indefinido

  • yo conservé
  • conservaste
  • él/ella conservó
  • nosotros conservamos
  • vosotros conservasteis
  • ellos/ellas conservaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geconserveerd
  • jij hebt geconserveerd
  • hij/zij/het heeft geconserveerd
  • wij hebben geconserveerd
  • jullie hebben geconserveerd
  • zij hebben geconserveerd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he conservado
  • has conservado
  • él/ella ha conservado
  • nosotros hemos conservado
  • vosotros habéis conservado
  • ellos/ellas han conservado

Voltooid verleden tijd

  • ik had geconserveerd
  • jij had geconserveerd
  • hij/zij/het had geconserveerd
  • wij hadden geconserveerd
  • jullie hadden geconserveerd
  • zij hadden geconserveerd

Pluscuamperfecto

  • yo había conservado
  • habías conservado
  • él/ella había conservado
  • nosotros habíamos conservado
  • vosotros habíais conservado
  • ellos/ellas habían conservado

Toekomende tijd I

  • ik zal conserveren
  • jij zult conserveren
  • hij/zij/het zal conserveren
  • wij zullen conserveren
  • jullie zullen conserveren
  • zij zullen conserveren

Futuro I

  • yo conservaré
  • conservarás
  • él/ella conservará
  • nosotros conservaremos
  • vosotros conservaréis
  • ellos/ellas conservarán

Toekomende tijd II

  • ik zal geconserveerd hebben
  • jij zult geconserveerd hebben
  • hij/zij/het zal geconserveerd hebben
  • wij zullen geconserveerd hebben
  • jullie zullen geconserveerd hebben
  • zij zullen geconserveerd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré conservado
  • habrás conservado
  • él/ella habrá conservado
  • nosotros habremos conservado
  • vosotros habréis conservado
  • ellos/ellas habrán conservado

Conditionalis I

  • ik zou conserveren
  • jij zou conserveren
  • hij/zij/het zou conserveren
  • wij zouden conserveren
  • jullie zouden conserveren
  • zij zouden conserveren

Condicional

  • yo conservaría
  • conservarías
  • él/ella conservaría
  • nosotros conservaríamos
  • vosotros conservaríais
  • ellos/ellas conservarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben geconserveerd
  • jij zou hebben geconserveerd
  • hij/zij/het zou hebben geconserveerd
  • wij zouden hebben geconserveerd
  • jullie zouden hebben geconserveerd
  • zij zouden hebben geconserveerd

Condicional perfecto

  • yo habría conservado
  • habrías conservado
  • él/ella habría conservado
  • nosotros habríamos conservado
  • vosotros habríais conservado
  • ellos/ellas habrían conservado

Imperatief

  • jij conserveer
  • jullie conserveert

Imperativo presente

  • conserva
  • vosotros conservad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van conserveren