Vervoeging van contend
Onbepaalde wijs (infinitief): to contend
Engels
Nederlands
Present
- I contend
- you contend
- he/she/it contends
- we contend
- you contend
- they contend
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik torn op
- jij tornt op
- hij/zij/het tornt op
- wij tornen op
- jullie tornen op
- zij tornen op
Simple past
- I contended
- you contended
- he/she/it contended
- we contended
- you contended
- they contended
Onvoltooid verleden tijd
- ik tornde op
- jij tornde op
- hij/zij/het tornde op
- wij tornden op
- jullie tornden op
- zij tornden op
Present perfect
- I have contended
- you have contended
- he/she/it has contended
- we have contended
- you have contended
- they have contended
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgetornd
- jij hebt opgetornd
- hij/zij/het heeft opgetornd
- wij hebben opgetornd
- jullie hebben opgetornd
- zij hebben opgetornd
Past perfect
- I had contended
- you had contended
- he/she/it had contended
- we had contended
- you had contended
- they had contended
Voltooid verleden tijd
- ik had opgetornd
- jij had opgetornd
- hij/zij/het had opgetornd
- wij hadden opgetornd
- jullie hadden opgetornd
- zij hadden opgetornd
Future
- I will contend
- you will contend
- he/she/it will contend
- we will contend
- you will contend
- they will contend
Toekomende tijd I
- ik zal optornen
- jij zult optornen
- hij/zij/het zal optornen
- wij zullen optornen
- jullie zullen optornen
- zij zullen optornen
Future perfect
- I will have contended
- you will have contended
- he/she/it will have contended
- we will have contended
- you will have contended
- they will have contended
Toekomende tijd II
- ik zal opgetornd hebben
- jij zult opgetornd hebben
- hij/zij/het zal opgetornd hebben
- wij zullen opgetornd hebben
- jullie zullen opgetornd hebben
- zij zullen opgetornd hebben
Conditional present
- I would contend
- you would contend
- he/she/it would contend
- we would contend
- you would contend
- they would contend
Conditionalis I
- ik zou optornen
- jij zou optornen
- hij/zij/het zou optornen
- wij zouden optornen
- jullie zouden optornen
- zij zouden optornen
Conditional perfect
- I would have contended
- you would have contended
- he/she/it would have contended
- we would have contended
- you would have contended
- they would have contended
Conditionalis II
- ik zou hebben opgetornd
- jij zou hebben opgetornd
- hij/zij/het zou hebben opgetornd
- wij zouden hebben opgetornd
- jullie zouden hebben opgetornd
- zij zouden hebben opgetornd
Imperative
- you contend
- you contend
Imperatief
- jij torn op
- jullie tornt op