Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it contends
  • they contend

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het kan toe
  • zij kunnen toe

Simple past

  • he/she/it contended
  • they contended

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het kon toe
  • zij konden toe

Present perfect

  • he/she/it has contended
  • they have contended

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft toegekund
  • zij hebben toegekund

Past perfect

  • he/she/it had contended
  • they had contended

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had toegekund
  • zij hadden toegekund

Future

  • he/she/it will contend
  • they will contend

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal toekunnen
  • zij zult toekunnen

Future perfect

  • he/she/it will have contended
  • they will have contended

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal toegekund hebben
  • zij zult toegekund hebben

Conditional present

  • he/she/it would contend
  • they would contend

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal toekunnen
  • zij zullen toekunnen

Conditional perfect

  • he/she/it would have contended
  • they would have contended

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben toegekund
  • zij zullen hebben toegekund

Verwijzingen

Bekijk 12 definitie(s) van contend