Vervoeging van drop
Onbepaalde wijs (infinitief): to drop
63 alternatieve vertalingen
- afgelasten
- afleggen
- afnemen
- afschudden
- afstappen
- afstoten
- afvallen
- afzetten
- bengelen
- bungelen
- dalen
- degenereren
- droppen
- inlaten
- kappen
- losschudden
- lossen
- misgooien
- neerlaten
- neervallen
- neervellen
- ontbinden
- ontladen
- opgeven
- opzouten
- parachuteren
- prijsgeven
- schieten
- seponeren
- slinken
- strijken
- tanen
- tenietdoen
- terugnemen
- uitgeven
- uitladen
- uitlopen
- uitvallen
- vallen
- vellen
- verarmen
- verflauwen
- vergooien
- verminderen
- verschieten
- verslechteren
- verwijderen
- verzakken
- wegbonjouren
- weggooien
- wegkeilen
- weglaten
- weglopen
- wegsmijten
- wegsturen
- wegwerken
- wegwerpen
- wegzakken
- wegzenden
- werpen
- wippen
- zakken
- zinken
Engels
Nederlands
Present
- I drop
- you drop
- he/she/it drops
- we drop
- you drop
- they drop
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik annuleer
- jij annuleert
- hij/zij/het annuleert
- wij annuleren
- jullie annuleren
- zij annuleren
Simple past
- I dropped
- you dropped
- he/she/it dropped
- we dropped
- you dropped
- they dropped
Onvoltooid verleden tijd
- ik annuleerde
- jij annuleerde
- hij/zij/het annuleerde
- wij annuleerden
- jullie annuleerden
- zij annuleerden
Present perfect
- I have dropped
- you have dropped
- he/she/it has dropped
- we have dropped
- you have dropped
- they have dropped
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geannuleerd
- jij hebt geannuleerd
- hij/zij/het heeft geannuleerd
- wij hebben geannuleerd
- jullie hebben geannuleerd
- zij hebben geannuleerd
Past perfect
- I had dropped
- you had dropped
- he/she/it had dropped
- we had dropped
- you had dropped
- they had dropped
Voltooid verleden tijd
- ik had geannuleerd
- jij had geannuleerd
- hij/zij/het had geannuleerd
- wij hadden geannuleerd
- jullie hadden geannuleerd
- zij hadden geannuleerd
Future
- I will drop
- you will drop
- he/she/it will drop
- we will drop
- you will drop
- they will drop
Toekomende tijd I
- ik zal annuleren
- jij zult annuleren
- hij/zij/het zal annuleren
- wij zullen annuleren
- jullie zullen annuleren
- zij zullen annuleren
Future perfect
- I will have dropped
- you will have dropped
- he/she/it will have dropped
- we will have dropped
- you will have dropped
- they will have dropped
Toekomende tijd II
- ik zal geannuleerd hebben
- jij zult geannuleerd hebben
- hij/zij/het zal geannuleerd hebben
- wij zullen geannuleerd hebben
- jullie zullen geannuleerd hebben
- zij zullen geannuleerd hebben
Conditional present
- I would drop
- you would drop
- he/she/it would drop
- we would drop
- you would drop
- they would drop
Conditionalis I
- ik zou annuleren
- jij zou annuleren
- hij/zij/het zou annuleren
- wij zouden annuleren
- jullie zouden annuleren
- zij zouden annuleren
Conditional perfect
- I would have dropped
- you would have dropped
- he/she/it would have dropped
- we would have dropped
- you would have dropped
- they would have dropped
Conditionalis II
- ik zou hebben geannuleerd
- jij zou hebben geannuleerd
- hij/zij/het zou hebben geannuleerd
- wij zouden hebben geannuleerd
- jullie zouden hebben geannuleerd
- zij zouden hebben geannuleerd
Imperative
- you drop
- you drop
Imperatief
- jij annuleer
- jullie annuleert