Engels

Nederlands

Present

  • I drop
  • you drop
  • he/she/it drops
  • we drop
  • you drop
  • they drop

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik werk weg
  • jij werkt weg
  • hij/zij/het werkt weg
  • wij werken weg
  • jullie werken weg
  • zij werken weg

Simple past

  • I dropped
  • you dropped
  • he/she/it dropped
  • we dropped
  • you dropped
  • they dropped

Onvoltooid verleden tijd

  • ik werkte weg
  • jij werkte weg
  • hij/zij/het werkte weg
  • wij werkten weg
  • jullie werkten weg
  • zij werkten weg

Present perfect

  • I have dropped
  • you have dropped
  • he/she/it has dropped
  • we have dropped
  • you have dropped
  • they have dropped

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb weggewerkt
  • jij hebt weggewerkt
  • hij/zij/het heeft weggewerkt
  • wij hebben weggewerkt
  • jullie hebben weggewerkt
  • zij hebben weggewerkt

Past perfect

  • I had dropped
  • you had dropped
  • he/she/it had dropped
  • we had dropped
  • you had dropped
  • they had dropped

Voltooid verleden tijd

  • ik had weggewerkt
  • jij had weggewerkt
  • hij/zij/het had weggewerkt
  • wij hadden weggewerkt
  • jullie hadden weggewerkt
  • zij hadden weggewerkt

Future

  • I will drop
  • you will drop
  • he/she/it will drop
  • we will drop
  • you will drop
  • they will drop

Toekomende tijd I

  • ik zal wegwerken
  • jij zult wegwerken
  • hij/zij/het zal wegwerken
  • wij zullen wegwerken
  • jullie zullen wegwerken
  • zij zullen wegwerken

Future perfect

  • I will have dropped
  • you will have dropped
  • he/she/it will have dropped
  • we will have dropped
  • you will have dropped
  • they will have dropped

Toekomende tijd II

  • ik zal weggewerkt hebben
  • jij zult weggewerkt hebben
  • hij/zij/het zal weggewerkt hebben
  • wij zullen weggewerkt hebben
  • jullie zullen weggewerkt hebben
  • zij zullen weggewerkt hebben

Conditional present

  • I would drop
  • you would drop
  • he/she/it would drop
  • we would drop
  • you would drop
  • they would drop

Conditionalis I

  • ik zou wegwerken
  • jij zou wegwerken
  • hij/zij/het zou wegwerken
  • wij zouden wegwerken
  • jullie zouden wegwerken
  • zij zouden wegwerken

Conditional perfect

  • I would have dropped
  • you would have dropped
  • he/she/it would have dropped
  • we would have dropped
  • you would have dropped
  • they would have dropped

Conditionalis II

  • ik zou hebben weggewerkt
  • jij zou hebben weggewerkt
  • hij/zij/het zou hebben weggewerkt
  • wij zouden hebben weggewerkt
  • jullie zouden hebben weggewerkt
  • zij zouden hebben weggewerkt

Imperative

  • you drop
  • you drop

Imperatief

  • jij werk weg
  • jullie werkt weg

Verwijzingen

Bekijk 24 definitie(s) van drop