Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it exceeds
  • they exceed

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het overvleugelt
  • zij overvleugelen

Simple past

  • he/she/it exceeded
  • they exceeded

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het overvleugelde
  • zij overvleugelden

Present perfect

  • he/she/it has exceeded
  • they have exceeded

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft overvleugeld
  • zij hebben overvleugeld

Past perfect

  • he/she/it had exceeded
  • they had exceeded

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had overvleugeld
  • zij hadden overvleugeld

Future

  • he/she/it will exceed
  • they will exceed

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal overvleugelen
  • zij zult overvleugelen

Future perfect

  • he/she/it will have exceeded
  • they will have exceeded

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal overvleugeld hebben
  • zij zult overvleugeld hebben

Conditional present

  • he/she/it would exceed
  • they would exceed

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal overvleugelen
  • zij zullen overvleugelen

Conditional perfect

  • he/she/it would have exceeded
  • they would have exceeded

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben overvleugeld
  • zij zullen hebben overvleugeld

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van exceed