Engels

Nederlands

Present

  • I follow
  • you follow
  • he/she/it follows
  • we follow
  • you follow
  • they follow

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik respecteer
  • jij respecteert
  • hij/zij/het respecteert
  • wij respecteren
  • jullie respecteren
  • zij respecteren

Simple past

  • I followed
  • you followed
  • he/she/it followed
  • we followed
  • you followed
  • they followed

Onvoltooid verleden tijd

  • ik respecteerde
  • jij respecteerde
  • hij/zij/het respecteerde
  • wij respecteerden
  • jullie respecteerden
  • zij respecteerden

Present perfect

  • I have followed
  • you have followed
  • he/she/it has followed
  • we have followed
  • you have followed
  • they have followed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gerespecteerd
  • jij hebt gerespecteerd
  • hij/zij/het heeft gerespecteerd
  • wij hebben gerespecteerd
  • jullie hebben gerespecteerd
  • zij hebben gerespecteerd

Past perfect

  • I had followed
  • you had followed
  • he/she/it had followed
  • we had followed
  • you had followed
  • they had followed

Voltooid verleden tijd

  • ik had gerespecteerd
  • jij had gerespecteerd
  • hij/zij/het had gerespecteerd
  • wij hadden gerespecteerd
  • jullie hadden gerespecteerd
  • zij hadden gerespecteerd

Future

  • I will follow
  • you will follow
  • he/she/it will follow
  • we will follow
  • you will follow
  • they will follow

Toekomende tijd I

  • ik zal respecteren
  • jij zult respecteren
  • hij/zij/het zal respecteren
  • wij zullen respecteren
  • jullie zullen respecteren
  • zij zullen respecteren

Future perfect

  • I will have followed
  • you will have followed
  • he/she/it will have followed
  • we will have followed
  • you will have followed
  • they will have followed

Toekomende tijd II

  • ik zal gerespecteerd hebben
  • jij zult gerespecteerd hebben
  • hij/zij/het zal gerespecteerd hebben
  • wij zullen gerespecteerd hebben
  • jullie zullen gerespecteerd hebben
  • zij zullen gerespecteerd hebben

Conditional present

  • I would follow
  • you would follow
  • he/she/it would follow
  • we would follow
  • you would follow
  • they would follow

Conditionalis I

  • ik zou respecteren
  • jij zou respecteren
  • hij/zij/het zou respecteren
  • wij zouden respecteren
  • jullie zouden respecteren
  • zij zouden respecteren

Conditional perfect

  • I would have followed
  • you would have followed
  • he/she/it would have followed
  • we would have followed
  • you would have followed
  • they would have followed

Conditionalis II

  • ik zou hebben gerespecteerd
  • jij zou hebben gerespecteerd
  • hij/zij/het zou hebben gerespecteerd
  • wij zouden hebben gerespecteerd
  • jullie zouden hebben gerespecteerd
  • zij zouden hebben gerespecteerd

Imperative

  • you follow
  • you follow

Imperatief

  • jij respecteer
  • jullie respecteert

Verwijzingen

Bekijk 37 definitie(s) van follow