Vervoeging van grootbrengen

Onbepaalde wijs (infinitief): grootbrengen

Vertaling: educar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik breng groot
  • jij brengt groot
  • hij/zij/het brengt groot
  • wij brengen groot
  • jullie brengen groot
  • zij brengen groot

Indicativo presente

  • yo educo
  • educas
  • él/ella educa
  • nosotros educamos
  • vosotros educáis
  • ellos/ellas educan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bracht groot
  • jij bracht groot
  • hij/zij/het bracht groot
  • wij brachten groot
  • jullie brachten groot
  • zij brachten groot

Indefinido

  • yo eduqué
  • educaste
  • él/ella educó
  • nosotros educamos
  • vosotros educasteis
  • ellos/ellas educaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb grootgebracht
  • jij hebt grootgebracht
  • hij/zij/het heeft grootgebracht
  • wij hebben grootgebracht
  • jullie hebben grootgebracht
  • zij hebben grootgebracht

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he educado
  • has educado
  • él/ella ha educado
  • nosotros hemos educado
  • vosotros habéis educado
  • ellos/ellas han educado

Voltooid verleden tijd

  • ik had grootgebracht
  • jij had grootgebracht
  • hij/zij/het had grootgebracht
  • wij hadden grootgebracht
  • jullie hadden grootgebracht
  • zij hadden grootgebracht

Pluscuamperfecto

  • yo había educado
  • habías educado
  • él/ella había educado
  • nosotros habíamos educado
  • vosotros habíais educado
  • ellos/ellas habían educado

Toekomende tijd I

  • ik zal grootbrengen
  • jij zult grootbrengen
  • hij/zij/het zal grootbrengen
  • wij zullen grootbrengen
  • jullie zullen grootbrengen
  • zij zullen grootbrengen

Futuro I

  • yo educaré
  • educarás
  • él/ella educará
  • nosotros educaremos
  • vosotros educaréis
  • ellos/ellas educarán

Toekomende tijd II

  • ik zal grootgebracht hebben
  • jij zult grootgebracht hebben
  • hij/zij/het zal grootgebracht hebben
  • wij zullen grootgebracht hebben
  • jullie zullen grootgebracht hebben
  • zij zullen grootgebracht hebben

Futuro perfecto

  • yo habré educado
  • habrás educado
  • él/ella habrá educado
  • nosotros habremos educado
  • vosotros habréis educado
  • ellos/ellas habrán educado

Conditionalis I

  • ik zou grootbrengen
  • jij zou grootbrengen
  • hij/zij/het zou grootbrengen
  • wij zouden grootbrengen
  • jullie zouden grootbrengen
  • zij zouden grootbrengen

Condicional

  • yo educaría
  • educarías
  • él/ella educaría
  • nosotros educaríamos
  • vosotros educaríais
  • ellos/ellas educarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben grootgebracht
  • jij zou hebben grootgebracht
  • hij/zij/het zou hebben grootgebracht
  • wij zouden hebben grootgebracht
  • jullie zouden hebben grootgebracht
  • zij zouden hebben grootgebracht

Condicional perfecto

  • yo habría educado
  • habrías educado
  • él/ella habría educado
  • nosotros habríamos educado
  • vosotros habríais educado
  • ellos/ellas habrían educado

Imperatief

  • jij breng groot
  • jullie brengt groot

Imperativo presente

  • educa
  • vosotros educad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van grootbrengen