Vervoeging van grow
Onbepaalde wijs (infinitief): to grow
Engels
Nederlands
Present
- I grow
- you grow
- he/she/it grows
- we grow
- you grow
- they grow
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik lever
- jij levert
- hij/zij/het levert
- wij leveren
- jullie leveren
- zij leveren
Simple past
- I grew
- you grew
- he/she/it grew
- we grew
- you grew
- they grew
Onvoltooid verleden tijd
- ik leverde
- jij leverde
- hij/zij/het leverde
- wij leverden
- jullie leverden
- zij leverden
Present perfect
- I have grown
- you have grown
- he/she/it has grown
- we have grown
- you have grown
- they have grown
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geleverd
- jij hebt geleverd
- hij/zij/het heeft geleverd
- wij hebben geleverd
- jullie hebben geleverd
- zij hebben geleverd
Past perfect
- I had grown
- you had grown
- he/she/it had grown
- we had grown
- you had grown
- they had grown
Voltooid verleden tijd
- ik had geleverd
- jij had geleverd
- hij/zij/het had geleverd
- wij hadden geleverd
- jullie hadden geleverd
- zij hadden geleverd
Future
- I will grow
- you will grow
- he/she/it will grow
- we will grow
- you will grow
- they will grow
Toekomende tijd I
- ik zal leveren
- jij zult leveren
- hij/zij/het zal leveren
- wij zullen leveren
- jullie zullen leveren
- zij zullen leveren
Future perfect
- I will have grown
- you will have grown
- he/she/it will have grown
- we will have grown
- you will have grown
- they will have grown
Toekomende tijd II
- ik zal geleverd hebben
- jij zult geleverd hebben
- hij/zij/het zal geleverd hebben
- wij zullen geleverd hebben
- jullie zullen geleverd hebben
- zij zullen geleverd hebben
Conditional present
- I would grow
- you would grow
- he/she/it would grow
- we would grow
- you would grow
- they would grow
Conditionalis I
- ik zou leveren
- jij zou leveren
- hij/zij/het zou leveren
- wij zouden leveren
- jullie zouden leveren
- zij zouden leveren
Conditional perfect
- I would have grown
- you would have grown
- he/she/it would have grown
- we would have grown
- you would have grown
- they would have grown
Conditionalis II
- ik zou hebben geleverd
- jij zou hebben geleverd
- hij/zij/het zou hebben geleverd
- wij zouden hebben geleverd
- jullie zouden hebben geleverd
- zij zouden hebben geleverd
Imperative
- you grow
- you grow
Imperatief
- jij lever
- jullie levert