Vervoeging van handhaven

Vertaling: continuer

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik handhaaf
  • jij handhaaft
  • hij/zij/het handhaaft
  • wij handhaven
  • jullie handhaven
  • zij handhaven

Présent

  • je continue
  • tu continues
  • il/elle continue
  • nous continuons
  • vous continuez
  • ils/elles continuent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik handhaafde
  • jij handhaafde
  • hij/zij/het handhaafde
  • wij handhaafden
  • jullie handhaafden
  • zij handhaafden

Indicatif imparfait

  • je continuais
  • tu continuais
  • il/elle continuait
  • nous continuions
  • vous continuiez
  • ils/elles continuaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gehandhaafd
  • jij hebt gehandhaafd
  • hij/zij/het heeft gehandhaafd
  • wij hebben gehandhaafd
  • jullie hebben gehandhaafd
  • zij hebben gehandhaafd

Indicatif passé composé

  • j'ai continué
  • tu as continué
  • il/elle a continué
  • nous avons continué
  • vous avez continué
  • ils/elles ont continué

Voltooid verleden tijd

  • ik had gehandhaafd
  • jij had gehandhaafd
  • hij/zij/het had gehandhaafd
  • wij hadden gehandhaafd
  • jullie hadden gehandhaafd
  • zij hadden gehandhaafd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais continué
  • tu avais continué
  • il/elle avait continué
  • nous avions continué
  • vous aviez continué
  • ils/elles avaient continué

Toekomende tijd I

  • ik zal handhaven
  • jij zult handhaven
  • hij/zij/het zal handhaven
  • wij zullen handhaven
  • jullie zullen handhaven
  • zij zullen handhaven

Indicatif futur

  • je continuerai
  • tu continueras
  • il/elle continuera
  • nous continuerons
  • vous continuerez
  • ils/elles continueront

Toekomende tijd II

  • ik zal gehandhaafd hebben
  • jij zult gehandhaafd hebben
  • hij/zij/het zal gehandhaafd hebben
  • wij zullen gehandhaafd hebben
  • jullie zullen gehandhaafd hebben
  • zij zullen gehandhaafd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai continué
  • tu auras continué
  • il/elle aura continué
  • nous aurons continué
  • vous aurez continué
  • ils/elles auront continué

Conditionalis I

  • ik zou handhaven
  • jij zou handhaven
  • hij/zij/het zou handhaven
  • wij zouden handhaven
  • jullie zouden handhaven
  • zij zouden handhaven

Conditionnel présent

  • je continuerais
  • tu continuerais
  • il/elle continuerait
  • nous continuerions
  • vous continueriez
  • ils/elles continueraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben gehandhaafd
  • jij zou hebben gehandhaafd
  • hij/zij/het zou hebben gehandhaafd
  • wij zouden hebben gehandhaafd
  • jullie zouden hebben gehandhaafd
  • zij zouden hebben gehandhaafd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais continué
  • tu aurais continué
  • il/elle aurait continué
  • nous aurions continué
  • vous auriez continué
  • ils/elles auraient continué

Imperatief

  • jij handhaaf
  • jullie handhaaft

Impératif

  • tu continue
  • vous continuez

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van handhaven