Vervoeging van helen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik heel
  • jij heelt
  • hij/zij/het heelt
  • wij helen
  • jullie helen
  • zij helen

Indicativo presente

  • yo sano
  • sanas
  • él/ella sana
  • nosotros sanamos
  • vosotros sanáis
  • ellos/ellas sanan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik heelde
  • jij heelde
  • hij/zij/het heelde
  • wij heelden
  • jullie heelden
  • zij heelden

Indefinido

  • yo sané
  • sanaste
  • él/ella sanó
  • nosotros sanamos
  • vosotros sanasteis
  • ellos/ellas sanaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geheeld
  • jij hebt geheeld
  • hij/zij/het heeft geheeld
  • wij hebben geheeld
  • jullie hebben geheeld
  • zij hebben geheeld

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he sanado
  • has sanado
  • él/ella ha sanado
  • nosotros hemos sanado
  • vosotros habéis sanado
  • ellos/ellas han sanado

Voltooid verleden tijd

  • ik had geheeld
  • jij had geheeld
  • hij/zij/het had geheeld
  • wij hadden geheeld
  • jullie hadden geheeld
  • zij hadden geheeld

Pluscuamperfecto

  • yo había sanado
  • habías sanado
  • él/ella había sanado
  • nosotros habíamos sanado
  • vosotros habíais sanado
  • ellos/ellas habían sanado

Toekomende tijd I

  • ik zal helen
  • jij zult helen
  • hij/zij/het zal helen
  • wij zullen helen
  • jullie zullen helen
  • zij zullen helen

Futuro I

  • yo sanaré
  • sanarás
  • él/ella sanará
  • nosotros sanaremos
  • vosotros sanaréis
  • ellos/ellas sanarán

Toekomende tijd II

  • ik zal geheeld hebben
  • jij zult geheeld hebben
  • hij/zij/het zal geheeld hebben
  • wij zullen geheeld hebben
  • jullie zullen geheeld hebben
  • zij zullen geheeld hebben

Futuro perfecto

  • yo habré sanado
  • habrás sanado
  • él/ella habrá sanado
  • nosotros habremos sanado
  • vosotros habréis sanado
  • ellos/ellas habrán sanado

Conditionalis I

  • ik zou helen
  • jij zou helen
  • hij/zij/het zou helen
  • wij zouden helen
  • jullie zouden helen
  • zij zouden helen

Condicional

  • yo sanaría
  • sanarías
  • él/ella sanaría
  • nosotros sanaríamos
  • vosotros sanaríais
  • ellos/ellas sanarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben geheeld
  • jij zou hebben geheeld
  • hij/zij/het zou hebben geheeld
  • wij zouden hebben geheeld
  • jullie zouden hebben geheeld
  • zij zouden hebben geheeld

Condicional perfecto

  • yo habría sanado
  • habrías sanado
  • él/ella habría sanado
  • nosotros habríamos sanado
  • vosotros habríais sanado
  • ellos/ellas habrían sanado

Imperatief

  • jij heel
  • jullie heelt

Imperativo presente

  • sana
  • vosotros sanad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van helen