Vervoeging van hypnotiseren

Onbepaalde wijs (infinitief): hypnotiseren

Vertaling: hypnotisieren

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik hypnotiseer
  • jij hypnotiseert
  • hij/zij/het hypnotiseert
  • wij hypnotiseren
  • jullie hypnotiseren
  • zij hypnotiseren

Präsens Indikativ

  • ich hypnotisiere
  • du hypnotisierst
  • er/sie/es hypnotisiert
  • wir hypnotisieren
  • ihr hypnotisiert
  • sie hypnotisieren

Onvoltooid verleden tijd

  • ik hypnotiseerde
  • jij hypnotiseerde
  • hij/zij/het hypnotiseerde
  • wij hypnotiseerden
  • jullie hypnotiseerden
  • zij hypnotiseerden

Präteritum Indikativ

  • ich hypnotisierte
  • du hypnotisiertest
  • er/sie/es hypnotisierte
  • wir hypnotisierten
  • ihr hypnotisiertet
  • sie hypnotisierten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gehypnotiseerd
  • jij hebt gehypnotiseerd
  • hij/zij/het heeft gehypnotiseerd
  • wij hebben gehypnotiseerd
  • jullie hebben gehypnotiseerd
  • zij hebben gehypnotiseerd

Perfekt Indikativ

  • ich habe hypnotisiert
  • du hast hypnotisiert
  • er/sie/es hat hypnotisiert
  • wir haben hypnotisiert
  • ihr habt hypnotisiert
  • sie haben hypnotisiert

Voltooid verleden tijd

  • ik had gehypnotiseerd
  • jij had gehypnotiseerd
  • hij/zij/het had gehypnotiseerd
  • wij hadden gehypnotiseerd
  • jullie hadden gehypnotiseerd
  • zij hadden gehypnotiseerd

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte hypnotisiert
  • du hattest hypnotisiert
  • er/sie/es hatte hypnotisiert
  • wir hatten hypnotisiert
  • ihr hattet hypnotisiert
  • sie hatten hypnotisiert

Toekomende tijd I

  • ik zal hypnotiseren
  • jij zult hypnotiseren
  • hij/zij/het zal hypnotiseren
  • wij zullen hypnotiseren
  • jullie zullen hypnotiseren
  • zij zullen hypnotiseren

Futur I Indikativ

  • ich werde hypnotisieren
  • du wirst hypnotisieren
  • er/sie/es wird hypnotisieren
  • wir werden hypnotisieren
  • ihr werdet hypnotisieren
  • sie werden hypnotisieren

Toekomende tijd II

  • ik zal gehypnotiseerd hebben
  • jij zult gehypnotiseerd hebben
  • hij/zij/het zal gehypnotiseerd hebben
  • wij zullen gehypnotiseerd hebben
  • jullie zullen gehypnotiseerd hebben
  • zij zullen gehypnotiseerd hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde hypnotisiert haben
  • du wirst hypnotisiert haben
  • er/sie/es wird hypnotisiert haben
  • wir werden hypnotisiert haben
  • ihr werdet hypnotisiert haben
  • sie werden hypnotisiert haben

Conditionalis I

  • ik zou hypnotiseren
  • jij zou hypnotiseren
  • hij/zij/het zou hypnotiseren
  • wij zouden hypnotiseren
  • jullie zouden hypnotiseren
  • zij zouden hypnotiseren

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde hypnotisieren
  • du würdest hypnotisieren
  • er/sie/es würde hypnotisieren
  • wir würden hypnotisieren
  • ihr würdet hypnotisieren
  • sie würden hypnotisieren

Conditionalis II

  • ik zou hebben gehypnotiseerd
  • jij zou hebben gehypnotiseerd
  • hij/zij/het zou hebben gehypnotiseerd
  • wij zouden hebben gehypnotiseerd
  • jullie zouden hebben gehypnotiseerd
  • zij zouden hebben gehypnotiseerd

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde hypnotisiert haben
  • du würdest hypnotisiert haben
  • er/sie/es würde hypnotisiert haben
  • wir würden hypnotisiert haben
  • ihr würdet hypnotisiert haben
  • sie würden hypnotisiert haben

Imperatief

  • jij hypnotiseer
  • jullie hypnotiseert

Imperativ

  • du hypnotisiere
  • ihr hypnotisiert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van hypnotiseren