Vervoeging van illustreren
Onbepaalde wijs (infinitief): illustreren
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik illustreer
- jij illustreert
- hij/zij/het illustreert
- wij illustreren
- jullie illustreren
- zij illustreren
Présent
- j'illustre
- tu illustres
- il/elle illustre
- nous illustrons
- vous illustrez
- ils/elles illustrent
Onvoltooid verleden tijd
- ik illustreerde
- jij illustreerde
- hij/zij/het illustreerde
- wij illustreerden
- jullie illustreerden
- zij illustreerden
Indicatif imparfait
- j'illustrais
- tu illustrais
- il/elle illustrait
- nous illustrions
- vous illustriez
- ils/elles illustraient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geïllustreerd
- jij hebt geïllustreerd
- hij/zij/het heeft geïllustreerd
- wij hebben geïllustreerd
- jullie hebben geïllustreerd
- zij hebben geïllustreerd
Indicatif passé composé
- j'ai illustré
- tu as illustré
- il/elle a illustré
- nous avons illustré
- vous avez illustré
- ils/elles ont illustré
Voltooid verleden tijd
- ik had geïllustreerd
- jij had geïllustreerd
- hij/zij/het had geïllustreerd
- wij hadden geïllustreerd
- jullie hadden geïllustreerd
- zij hadden geïllustreerd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais illustré
- tu avais illustré
- il/elle avait illustré
- nous avions illustré
- vous aviez illustré
- ils/elles avaient illustré
Toekomende tijd I
- ik zal illustreren
- jij zult illustreren
- hij/zij/het zal illustreren
- wij zullen illustreren
- jullie zullen illustreren
- zij zullen illustreren
Indicatif futur
- j'illustrerai
- tu illustreras
- il/elle illustrera
- nous illustrerons
- vous illustrerez
- ils/elles illustreront
Toekomende tijd II
- ik zal geïllustreerd hebben
- jij zult geïllustreerd hebben
- hij/zij/het zal geïllustreerd hebben
- wij zullen geïllustreerd hebben
- jullie zullen geïllustreerd hebben
- zij zullen geïllustreerd hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai illustré
- tu auras illustré
- il/elle aura illustré
- nous aurons illustré
- vous aurez illustré
- ils/elles auront illustré
Conditionalis I
- ik zou illustreren
- jij zou illustreren
- hij/zij/het zou illustreren
- wij zouden illustreren
- jullie zouden illustreren
- zij zouden illustreren
Conditionnel présent
- j'illustrerais
- tu illustrerais
- il/elle illustrerait
- nous illustrerions
- vous illustreriez
- ils/elles illustreraient
Conditionalis II
- ik zou hebben geïllustreerd
- jij zou hebben geïllustreerd
- hij/zij/het zou hebben geïllustreerd
- wij zouden hebben geïllustreerd
- jullie zouden hebben geïllustreerd
- zij zouden hebben geïllustreerd
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais illustré
- tu aurais illustré
- il/elle aurait illustré
- nous aurions illustré
- vous auriez illustré
- ils/elles auraient illustré
Imperatief
- jij illustreer
- jullie illustreert
Impératif
- tu illustre
- vous illustrez