Vervoeging van inspringen
Onbepaalde wijs (infinitief): inspringen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik spring in
- jij springt in
- hij/zij/het springt in
- wij springen in
- jullie springen in
- zij springen in
Präsens Indikativ
- ich vertrete
- du vertrittst
- er/sie/es vertritt
- wir vertreten
- ihr vertretet
- sie vertreten
Onvoltooid verleden tijd
- ik sprong in
- jij sprong in
- hij/zij/het sprong in
- wij sprongen in
- jullie sprongen in
- zij sprongen in
Präteritum Indikativ
- ich vertrat
- du vertratest
- er/sie/es vertrat
- wir vertraten
- ihr vertratet
- sie vertraten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben ingesprongen
- jij bent ingesprongen
- hij/zij/het is ingesprongen
- wij zijn ingesprongen
- jullie zijn ingesprongen
- zij zijn ingesprongen
Perfekt Indikativ
- ich habe vertreten
- du hast vertreten
- er/sie/es hat vertreten
- wir haben vertreten
- ihr habt vertreten
- sie haben vertreten
Voltooid verleden tijd
- ik was ingesprongen
- jij was ingesprongen
- hij/zij/het was ingesprongen
- wij waren ingesprongen
- jullie waren ingesprongen
- zij waren ingesprongen
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte vertreten
- du hattest vertreten
- er/sie/es hatte vertreten
- wir hatten vertreten
- ihr hattet vertreten
- sie hatten vertreten
Toekomende tijd I
- ik zal inspringen
- jij zult inspringen
- hij/zij/het zal inspringen
- wij zullen inspringen
- jullie zullen inspringen
- zij zullen inspringen
Futur I Indikativ
- ich werde vertreten
- du wirst vertreten
- er/sie/es wird vertreten
- wir werden vertreten
- ihr werdet vertreten
- sie werden vertreten
Toekomende tijd II
- ik zal ingesprongen zijn
- jij zult ingesprongen zijn
- hij/zij/het zal ingesprongen zijn
- wij zullen ingesprongen zijn
- jullie zullen ingesprongen zijn
- zij zullen ingesprongen zijn
Futur II Indikativ
- ich werde vertreten haben
- du wirst vertreten haben
- er/sie/es wird vertreten haben
- wir werden vertreten haben
- ihr werdet vertreten haben
- sie werden vertreten haben
Conditionalis I
- ik zou inspringen
- jij zou inspringen
- hij/zij/het zou inspringen
- wij zouden inspringen
- jullie zouden inspringen
- zij zouden inspringen
Futur I Konjunktiv II
- ich würde vertreten
- du würdest vertreten
- er/sie/es würde vertreten
- wir würden vertreten
- ihr würdet vertreten
- sie würden vertreten
Conditionalis II
- ik zou zijn ingesprongen
- jij zou zijn ingesprongen
- hij/zij/het zou zijn ingesprongen
- wij zouden zijn ingesprongen
- jullie zouden zijn ingesprongen
- zij zouden zijn ingesprongen
Futur II Konjunktiv II
- ich würde vertreten haben
- du würdest vertreten haben
- er/sie/es würde vertreten haben
- wir würden vertreten haben
- ihr würdet vertreten haben
- sie würden vertreten haben
Imperatief
- jij spring in
- jullie springt in
Imperativ
- du vertritt
- ihr vertretet