Vervoeging van kantelen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik kantel
  • jij kantelt
  • hij/zij/het kantelt
  • wij kantelen
  • jullie kantelen
  • zij kantelen

Indicativo presente

  • yo tumbo
  • tumbas
  • él/ella tumba
  • nosotros tumbamos
  • vosotros tumbáis
  • ellos/ellas tumban

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kantelde
  • jij kantelde
  • hij/zij/het kantelde
  • wij kantelden
  • jullie kantelden
  • zij kantelden

Indefinido

  • yo tumbé
  • tumbaste
  • él/ella tumbó
  • nosotros tumbamos
  • vosotros tumbasteis
  • ellos/ellas tumbaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gekanteld
  • jij hebt gekanteld
  • hij/zij/het heeft gekanteld
  • wij hebben gekanteld
  • jullie hebben gekanteld
  • zij hebben gekanteld

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he tumbado
  • has tumbado
  • él/ella ha tumbado
  • nosotros hemos tumbado
  • vosotros habéis tumbado
  • ellos/ellas han tumbado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gekanteld
  • jij had gekanteld
  • hij/zij/het had gekanteld
  • wij hadden gekanteld
  • jullie hadden gekanteld
  • zij hadden gekanteld

Pluscuamperfecto

  • yo había tumbado
  • habías tumbado
  • él/ella había tumbado
  • nosotros habíamos tumbado
  • vosotros habíais tumbado
  • ellos/ellas habían tumbado

Toekomende tijd I

  • ik zal kantelen
  • jij zult kantelen
  • hij/zij/het zal kantelen
  • wij zullen kantelen
  • jullie zullen kantelen
  • zij zullen kantelen

Futuro I

  • yo tumbaré
  • tumbarás
  • él/ella tumbará
  • nosotros tumbaremos
  • vosotros tumbaréis
  • ellos/ellas tumbarán

Toekomende tijd II

  • ik zal gekanteld hebben
  • jij zult gekanteld hebben
  • hij/zij/het zal gekanteld hebben
  • wij zullen gekanteld hebben
  • jullie zullen gekanteld hebben
  • zij zullen gekanteld hebben

Futuro perfecto

  • yo habré tumbado
  • habrás tumbado
  • él/ella habrá tumbado
  • nosotros habremos tumbado
  • vosotros habréis tumbado
  • ellos/ellas habrán tumbado

Conditionalis I

  • ik zou kantelen
  • jij zou kantelen
  • hij/zij/het zou kantelen
  • wij zouden kantelen
  • jullie zouden kantelen
  • zij zouden kantelen

Condicional

  • yo tumbaría
  • tumbarías
  • él/ella tumbaría
  • nosotros tumbaríamos
  • vosotros tumbaríais
  • ellos/ellas tumbarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gekanteld
  • jij zou hebben gekanteld
  • hij/zij/het zou hebben gekanteld
  • wij zouden hebben gekanteld
  • jullie zouden hebben gekanteld
  • zij zouden hebben gekanteld

Condicional perfecto

  • yo habría tumbado
  • habrías tumbado
  • él/ella habría tumbado
  • nosotros habríamos tumbado
  • vosotros habríais tumbado
  • ellos/ellas habrían tumbado

Imperatief

  • jij kantel
  • jullie kantelt

Imperativo presente

  • tumba
  • vosotros tumbad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van kantelen