Vervoeging van kladden

Vertaling: to daub

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik klad
  • jij kladt
  • hij/zij/het kladt
  • wij kladden
  • jullie kladden
  • zij kladden

Present

  • I daub
  • you daub
  • he/she/it daubs
  • we daub
  • you daub
  • they daub

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kladde
  • jij kladde
  • hij/zij/het kladde
  • wij kladden
  • jullie kladden
  • zij kladden

Simple past

  • I daubed
  • you daubed
  • he/she/it daubed
  • we daubed
  • you daubed
  • they daubed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geklad
  • jij hebt geklad
  • hij/zij/het heeft geklad
  • wij hebben geklad
  • jullie hebben geklad
  • zij hebben geklad

Present perfect

  • I have daubed
  • you have daubed
  • he/she/it has daubed
  • we have daubed
  • you have daubed
  • they have daubed

Voltooid verleden tijd

  • ik had geklad
  • jij had geklad
  • hij/zij/het had geklad
  • wij hadden geklad
  • jullie hadden geklad
  • zij hadden geklad

Past perfect

  • I had daubed
  • you had daubed
  • he/she/it had daubed
  • we had daubed
  • you had daubed
  • they had daubed

Toekomende tijd I

  • ik zal kladden
  • jij zult kladden
  • hij/zij/het zal kladden
  • wij zullen kladden
  • jullie zullen kladden
  • zij zullen kladden

Future

  • I will daub
  • you will daub
  • he/she/it will daub
  • we will daub
  • you will daub
  • they will daub

Toekomende tijd II

  • ik zal geklad hebben
  • jij zult geklad hebben
  • hij/zij/het zal geklad hebben
  • wij zullen geklad hebben
  • jullie zullen geklad hebben
  • zij zullen geklad hebben

Future perfect

  • I will have daubed
  • you will have daubed
  • he/she/it will have daubed
  • we will have daubed
  • you will have daubed
  • they will have daubed

Conditionalis I

  • ik zou kladden
  • jij zou kladden
  • hij/zij/het zou kladden
  • wij zouden kladden
  • jullie zouden kladden
  • zij zouden kladden

Conditional present

  • I would daub
  • you would daub
  • he/she/it would daub
  • we would daub
  • you would daub
  • they would daub

Conditionalis II

  • ik zou hebben geklad
  • jij zou hebben geklad
  • hij/zij/het zou hebben geklad
  • wij zouden hebben geklad
  • jullie zouden hebben geklad
  • zij zouden hebben geklad

Conditional perfect

  • I would have daubed
  • you would have daubed
  • he/she/it would have daubed
  • we would have daubed
  • you would have daubed
  • they would have daubed

Imperatief

  • jij klad
  • jullie kladt

Imperative

  • you daub
  • you daub

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van kladden