Vervoeging van lengthen
Onbepaalde wijs (infinitief): to lengthen
Engels
Nederlands
Present
- I lengthen
- you lengthen
- he/she/it lengthens
- we lengthen
- you lengthen
- they lengthen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik rek
- jij rekt
- hij/zij/het rekt
- wij rekken
- jullie rekken
- zij rekken
Simple past
- I lengthened
- you lengthened
- he/she/it lengthened
- we lengthened
- you lengthened
- they lengthened
Onvoltooid verleden tijd
- ik rekte
- jij rekte
- hij/zij/het rekte
- wij rekten
- jullie rekten
- zij rekten
Present perfect
- I have lengthened
- you have lengthened
- he/she/it has lengthened
- we have lengthened
- you have lengthened
- they have lengthened
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gerekt
- jij hebt gerekt
- hij/zij/het heeft gerekt
- wij hebben gerekt
- jullie hebben gerekt
- zij hebben gerekt
Past perfect
- I had lengthened
- you had lengthened
- he/she/it had lengthened
- we had lengthened
- you had lengthened
- they had lengthened
Voltooid verleden tijd
- ik had gerekt
- jij had gerekt
- hij/zij/het had gerekt
- wij hadden gerekt
- jullie hadden gerekt
- zij hadden gerekt
Future
- I will lengthen
- you will lengthen
- he/she/it will lengthen
- we will lengthen
- you will lengthen
- they will lengthen
Toekomende tijd I
- ik zal rekken
- jij zult rekken
- hij/zij/het zal rekken
- wij zullen rekken
- jullie zullen rekken
- zij zullen rekken
Future perfect
- I will have lengthened
- you will have lengthened
- he/she/it will have lengthened
- we will have lengthened
- you will have lengthened
- they will have lengthened
Toekomende tijd II
- ik zal gerekt hebben
- jij zult gerekt hebben
- hij/zij/het zal gerekt hebben
- wij zullen gerekt hebben
- jullie zullen gerekt hebben
- zij zullen gerekt hebben
Conditional present
- I would lengthen
- you would lengthen
- he/she/it would lengthen
- we would lengthen
- you would lengthen
- they would lengthen
Conditionalis I
- ik zou rekken
- jij zou rekken
- hij/zij/het zou rekken
- wij zouden rekken
- jullie zouden rekken
- zij zouden rekken
Conditional perfect
- I would have lengthened
- you would have lengthened
- he/she/it would have lengthened
- we would have lengthened
- you would have lengthened
- they would have lengthened
Conditionalis II
- ik zou hebben gerekt
- jij zou hebben gerekt
- hij/zij/het zou hebben gerekt
- wij zouden hebben gerekt
- jullie zouden hebben gerekt
- zij zouden hebben gerekt
Imperative
- you lengthen
- you lengthen
Imperatief
- jij rek
- jullie rekt