Vervoeging van manipuleren

Onbepaalde wijs (infinitief): manipuleren

Vertaling: manier

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik manipuleer
  • jij manipuleert
  • hij/zij/het manipuleert
  • wij manipuleren
  • jullie manipuleren
  • zij manipuleren

Présent

  • je manie
  • tu manies
  • il/elle manie
  • nous manions
  • vous maniez
  • ils/elles manient

Onvoltooid verleden tijd

  • ik manipuleerde
  • jij manipuleerde
  • hij/zij/het manipuleerde
  • wij manipuleerden
  • jullie manipuleerden
  • zij manipuleerden

Indicatif imparfait

  • je maniais
  • tu maniais
  • il/elle maniait
  • nous maniions
  • vous maniiez
  • ils/elles maniaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gemanipuleerd
  • jij hebt gemanipuleerd
  • hij/zij/het heeft gemanipuleerd
  • wij hebben gemanipuleerd
  • jullie hebben gemanipuleerd
  • zij hebben gemanipuleerd

Indicatif passé composé

  • j'ai manié
  • tu as manié
  • il/elle a manié
  • nous avons manié
  • vous avez manié
  • ils/elles ont manié

Voltooid verleden tijd

  • ik had gemanipuleerd
  • jij had gemanipuleerd
  • hij/zij/het had gemanipuleerd
  • wij hadden gemanipuleerd
  • jullie hadden gemanipuleerd
  • zij hadden gemanipuleerd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais manié
  • tu avais manié
  • il/elle avait manié
  • nous avions manié
  • vous aviez manié
  • ils/elles avaient manié

Toekomende tijd I

  • ik zal manipuleren
  • jij zult manipuleren
  • hij/zij/het zal manipuleren
  • wij zullen manipuleren
  • jullie zullen manipuleren
  • zij zullen manipuleren

Indicatif futur

  • je manierai
  • tu manieras
  • il/elle maniera
  • nous manierons
  • vous manierez
  • ils/elles manieront

Toekomende tijd II

  • ik zal gemanipuleerd hebben
  • jij zult gemanipuleerd hebben
  • hij/zij/het zal gemanipuleerd hebben
  • wij zullen gemanipuleerd hebben
  • jullie zullen gemanipuleerd hebben
  • zij zullen gemanipuleerd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai manié
  • tu auras manié
  • il/elle aura manié
  • nous aurons manié
  • vous aurez manié
  • ils/elles auront manié

Conditionalis I

  • ik zou manipuleren
  • jij zou manipuleren
  • hij/zij/het zou manipuleren
  • wij zouden manipuleren
  • jullie zouden manipuleren
  • zij zouden manipuleren

Conditionnel présent

  • je manierais
  • tu manierais
  • il/elle manierait
  • nous manierions
  • vous manieriez
  • ils/elles manieraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben gemanipuleerd
  • jij zou hebben gemanipuleerd
  • hij/zij/het zou hebben gemanipuleerd
  • wij zouden hebben gemanipuleerd
  • jullie zouden hebben gemanipuleerd
  • zij zouden hebben gemanipuleerd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais manié
  • tu aurais manié
  • il/elle aurait manié
  • nous aurions manié
  • vous auriez manié
  • ils/elles auraient manié

Imperatief

  • jij manipuleer
  • jullie manipuleert

Impératif

  • tu manie
  • vous maniez

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van manipuleren