Vervoeging van need

Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it needs
  • they need

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het kost
  • zij kosten

Simple past

  • he/she/it needed
  • they needed

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het kostte
  • zij kostten

Present perfect

  • he/she/it has needed
  • they have needed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gekost
  • zij hebben gekost

Past perfect

  • he/she/it had needed
  • they had needed

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gekost
  • zij hadden gekost

Future

  • he/she/it will need
  • they will need

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal kosten
  • zij zult kosten

Future perfect

  • he/she/it will have needed
  • they will have needed

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gekost hebben
  • zij zult gekost hebben

Conditional present

  • he/she/it would need
  • they would need

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal kosten
  • zij zullen kosten

Conditional perfect

  • he/she/it would have needed
  • they would have needed

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gekost
  • zij zullen hebben gekost

Verwijzingen

Bekijk 7 definitie(s) van need