Vervoeging van need
Onbepaalde wijs (infinitief): to need
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it needs
- they need
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het kost
- zij kosten
Simple past
- he/she/it needed
- they needed
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het kostte
- zij kostten
Present perfect
- he/she/it has needed
- they have needed
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft gekost
- zij hebben gekost
Past perfect
- he/she/it had needed
- they had needed
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had gekost
- zij hadden gekost
Future
- he/she/it will need
- they will need
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal kosten
- zij zult kosten
Future perfect
- he/she/it will have needed
- they will have needed
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal gekost hebben
- zij zult gekost hebben
Conditional present
- he/she/it would need
- they would need
Conditionalis I
- hij/zij/het zal kosten
- zij zullen kosten
Conditional perfect
- he/she/it would have needed
- they would have needed
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben gekost
- zij zullen hebben gekost