Vervoeging van need
Onbepaalde wijs (infinitief): to need
Engels
Nederlands
Present
- I need
- you need
- he/she/it needs
- we need
- you need
- they need
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zal
- jij zult
- hij/zij/het zal
- wij zullen
- jullie zullen
- zij zullen
Simple past
- I needed
- you needed
- he/she/it needed
- we needed
- you needed
- they needed
Onvoltooid verleden tijd
- ik zou
- jij zou
- hij/zij/het zou
- wij zouden
- jullie zouden
- zij zouden