Vervoeging van ontdekken

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ontdek
  • jij ontdekt
  • hij/zij/het ontdekt
  • wij ontdekken
  • jullie ontdekken
  • zij ontdekken

Présent

  • je dépouille
  • tu dépouilles
  • il/elle dépouille
  • nous dépouillons
  • vous dépouillez
  • ils/elles dépouillent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ontdekte
  • jij ontdekte
  • hij/zij/het ontdekte
  • wij ontdekten
  • jullie ontdekten
  • zij ontdekten

Indicatif imparfait

  • je dépouillais
  • tu dépouillais
  • il/elle dépouillait
  • nous dépouillions
  • vous dépouilliez
  • ils/elles dépouillaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ontdekt
  • jij hebt ontdekt
  • hij/zij/het heeft ontdekt
  • wij hebben ontdekt
  • jullie hebben ontdekt
  • zij hebben ontdekt

Indicatif passé composé

  • j'ai dépouillé
  • tu as dépouillé
  • il/elle a dépouillé
  • nous avons dépouillé
  • vous avez dépouillé
  • ils/elles ont dépouillé

Voltooid verleden tijd

  • ik had ontdekt
  • jij had ontdekt
  • hij/zij/het had ontdekt
  • wij hadden ontdekt
  • jullie hadden ontdekt
  • zij hadden ontdekt

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais dépouillé
  • tu avais dépouillé
  • il/elle avait dépouillé
  • nous avions dépouillé
  • vous aviez dépouillé
  • ils/elles avaient dépouillé

Toekomende tijd I

  • ik zal ontdekken
  • jij zult ontdekken
  • hij/zij/het zal ontdekken
  • wij zullen ontdekken
  • jullie zullen ontdekken
  • zij zullen ontdekken

Indicatif futur

  • je dépouillerai
  • tu dépouilleras
  • il/elle dépouillera
  • nous dépouillerons
  • vous dépouillerez
  • ils/elles dépouilleront

Toekomende tijd II

  • ik zal ontdekt hebben
  • jij zult ontdekt hebben
  • hij/zij/het zal ontdekt hebben
  • wij zullen ontdekt hebben
  • jullie zullen ontdekt hebben
  • zij zullen ontdekt hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai dépouillé
  • tu auras dépouillé
  • il/elle aura dépouillé
  • nous aurons dépouillé
  • vous aurez dépouillé
  • ils/elles auront dépouillé

Conditionalis I

  • ik zou ontdekken
  • jij zou ontdekken
  • hij/zij/het zou ontdekken
  • wij zouden ontdekken
  • jullie zouden ontdekken
  • zij zouden ontdekken

Conditionnel présent

  • je dépouillerais
  • tu dépouillerais
  • il/elle dépouillerait
  • nous dépouillerions
  • vous dépouilleriez
  • ils/elles dépouilleraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben ontdekt
  • jij zou hebben ontdekt
  • hij/zij/het zou hebben ontdekt
  • wij zouden hebben ontdekt
  • jullie zouden hebben ontdekt
  • zij zouden hebben ontdekt

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais dépouillé
  • tu aurais dépouillé
  • il/elle aurait dépouillé
  • nous aurions dépouillé
  • vous auriez dépouillé
  • ils/elles auraient dépouillé

Imperatief

  • jij ontdek
  • jullie ontdekt

Impératif

  • tu dépouille
  • vous dépouillez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van ontdekken