Vervoeging van opkomen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik kom op
  • jij komt op
  • hij/zij/het komt op
  • wij komen op
  • jullie komen op
  • zij komen op

Präsens Indikativ

  • ich entstehe
  • du entstehst
  • er/sie/es entsteht
  • wir entstehen
  • ihr entsteht
  • sie entstehen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kwam op
  • jij kwam op
  • hij/zij/het kwam op
  • wij kwamen op
  • jullie kwamen op
  • zij kwamen op

Präteritum Indikativ

  • ich entstand
  • du entstand(e)st
  • er/sie/es entstand
  • wir entstanden
  • ihr entstandet
  • sie entstanden

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben opgekomen
  • jij bent opgekomen
  • hij/zij/het is opgekomen
  • wij zijn opgekomen
  • jullie zijn opgekomen
  • zij zijn opgekomen

Perfekt Indikativ

  • ich bin entstanden
  • du bist entstanden
  • er/sie/es ist entstanden
  • wir sind entstanden
  • ihr seid entstanden
  • sie sind entstanden

Voltooid verleden tijd

  • ik was opgekomen
  • jij was opgekomen
  • hij/zij/het was opgekomen
  • wij waren opgekomen
  • jullie waren opgekomen
  • zij waren opgekomen

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich war entstanden
  • du warst entstanden
  • er/sie/es war entstanden
  • wir waren entstanden
  • ihr wart entstanden
  • sie waren entstanden

Toekomende tijd I

  • ik zal opkomen
  • jij zult opkomen
  • hij/zij/het zal opkomen
  • wij zullen opkomen
  • jullie zullen opkomen
  • zij zullen opkomen

Futur I Indikativ

  • ich werde entstehen
  • du wirst entstehen
  • er/sie/es wird entstehen
  • wir werden entstehen
  • ihr werdet entstehen
  • sie werden entstehen

Toekomende tijd II

  • ik zal opgekomen zijn
  • jij zult opgekomen zijn
  • hij/zij/het zal opgekomen zijn
  • wij zullen opgekomen zijn
  • jullie zullen opgekomen zijn
  • zij zullen opgekomen zijn

Futur II Indikativ

  • ich werde entstanden sein
  • du wirst entstanden sein
  • er/sie/es wird entstanden sein
  • wir werden entstanden sein
  • ihr werdet entstanden sein
  • sie werden entstanden sein

Conditionalis I

  • ik zou opkomen
  • jij zou opkomen
  • hij/zij/het zou opkomen
  • wij zouden opkomen
  • jullie zouden opkomen
  • zij zouden opkomen

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde entstehen
  • du würdest entstehen
  • er/sie/es würde entstehen
  • wir würden entstehen
  • ihr würdet entstehen
  • sie würden entstehen

Conditionalis II

  • ik zou zijn opgekomen
  • jij zou zijn opgekomen
  • hij/zij/het zou zijn opgekomen
  • wij zouden zijn opgekomen
  • jullie zouden zijn opgekomen
  • zij zouden zijn opgekomen

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde entstanden sein
  • du würdest entstanden sein
  • er/sie/es würde entstanden sein
  • wir würden entstanden sein
  • ihr würdet entstanden sein
  • sie würden entstanden sein

Imperatief

  • jij kom op
  • jullie komt op

Imperativ

  • du entsteh(e)
  • ihr entsteht

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van opkomen