Vervoeging van opwinden

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik wind op
  • jij windt op
  • hij/zij/het windt op
  • wij winden op
  • jullie winden op
  • zij winden op

Présent

  • je émeus
  • tu émeus
  • il/elle émeut
  • nous émouvons
  • vous émouvez
  • ils/elles émeuvent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik wond op
  • jij wond op
  • hij/zij/het wond op
  • wij wonden op
  • jullie wonden op
  • zij wonden op

Indicatif imparfait

  • je émouvais
  • tu émouvais
  • il/elle émouvait
  • nous émouvions
  • vous émouviez
  • ils/elles émouvaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb opgewonden
  • jij hebt opgewonden
  • hij/zij/het heeft opgewonden
  • wij hebben opgewonden
  • jullie hebben opgewonden
  • zij hebben opgewonden

Indicatif passé composé

  • j'ai ému
  • tu as ému
  • il/elle a ému
  • nous avons ému
  • vous avez ému
  • ils/elles ont ému

Voltooid verleden tijd

  • ik had opgewonden
  • jij had opgewonden
  • hij/zij/het had opgewonden
  • wij hadden opgewonden
  • jullie hadden opgewonden
  • zij hadden opgewonden

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais ému
  • tu avais ému
  • il/elle avait ému
  • nous avions ému
  • vous aviez ému
  • ils/elles avaient ému

Toekomende tijd I

  • ik zal opwinden
  • jij zult opwinden
  • hij/zij/het zal opwinden
  • wij zullen opwinden
  • jullie zullen opwinden
  • zij zullen opwinden

Indicatif futur

  • je émouvrai
  • tu émouvras
  • il/elle émouvra
  • nous émouvrons
  • vous émouvrez
  • ils/elles émouvront

Toekomende tijd II

  • ik zal opgewonden hebben
  • jij zult opgewonden hebben
  • hij/zij/het zal opgewonden hebben
  • wij zullen opgewonden hebben
  • jullie zullen opgewonden hebben
  • zij zullen opgewonden hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai ému
  • tu auras ému
  • il/elle aura ému
  • nous aurons ému
  • vous aurez ému
  • ils/elles auront ému

Conditionalis I

  • ik zou opwinden
  • jij zou opwinden
  • hij/zij/het zou opwinden
  • wij zouden opwinden
  • jullie zouden opwinden
  • zij zouden opwinden

Conditionnel présent

  • je émouvrais
  • tu émouvrais
  • il/elle émouvrait
  • nous émouvrions
  • vous émouvriez
  • ils/elles émouvraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben opgewonden
  • jij zou hebben opgewonden
  • hij/zij/het zou hebben opgewonden
  • wij zouden hebben opgewonden
  • jullie zouden hebben opgewonden
  • zij zouden hebben opgewonden

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais ému
  • tu aurais ému
  • il/elle aurait ému
  • nous aurions ému
  • vous auriez ému
  • ils/elles auraient ému

Imperatief

  • jij wind op
  • jullie windt op

Impératif

  • tu émeus
  • vous émouvez

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van opwinden