Engels

Nederlands

Present

  • I peel
  • you peel
  • he/she/it peels
  • we peel
  • you peel
  • they peel

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vijl af
  • jij vijlt af
  • hij/zij/het vijlt af
  • wij vijlen af
  • jullie vijlen af
  • zij vijlen af

Simple past

  • I peeled
  • you peeled
  • he/she/it peeled
  • we peeled
  • you peeled
  • they peeled

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vijlde af
  • jij vijlde af
  • hij/zij/het vijlde af
  • wij vijlden af
  • jullie vijlden af
  • zij vijlden af

Present perfect

  • I have peeled
  • you have peeled
  • he/she/it has peeled
  • we have peeled
  • you have peeled
  • they have peeled

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb afgevijld
  • jij hebt afgevijld
  • hij/zij/het heeft afgevijld
  • wij hebben afgevijld
  • jullie hebben afgevijld
  • zij hebben afgevijld

Past perfect

  • I had peeled
  • you had peeled
  • he/she/it had peeled
  • we had peeled
  • you had peeled
  • they had peeled

Voltooid verleden tijd

  • ik had afgevijld
  • jij had afgevijld
  • hij/zij/het had afgevijld
  • wij hadden afgevijld
  • jullie hadden afgevijld
  • zij hadden afgevijld

Future

  • I will peel
  • you will peel
  • he/she/it will peel
  • we will peel
  • you will peel
  • they will peel

Toekomende tijd I

  • ik zal afvijlen
  • jij zult afvijlen
  • hij/zij/het zal afvijlen
  • wij zullen afvijlen
  • jullie zullen afvijlen
  • zij zullen afvijlen

Future perfect

  • I will have peeled
  • you will have peeled
  • he/she/it will have peeled
  • we will have peeled
  • you will have peeled
  • they will have peeled

Toekomende tijd II

  • ik zal afgevijld hebben
  • jij zult afgevijld hebben
  • hij/zij/het zal afgevijld hebben
  • wij zullen afgevijld hebben
  • jullie zullen afgevijld hebben
  • zij zullen afgevijld hebben

Conditional present

  • I would peel
  • you would peel
  • he/she/it would peel
  • we would peel
  • you would peel
  • they would peel

Conditionalis I

  • ik zou afvijlen
  • jij zou afvijlen
  • hij/zij/het zou afvijlen
  • wij zouden afvijlen
  • jullie zouden afvijlen
  • zij zouden afvijlen

Conditional perfect

  • I would have peeled
  • you would have peeled
  • he/she/it would have peeled
  • we would have peeled
  • you would have peeled
  • they would have peeled

Conditionalis II

  • ik zou hebben afgevijld
  • jij zou hebben afgevijld
  • hij/zij/het zou hebben afgevijld
  • wij zouden hebben afgevijld
  • jullie zouden hebben afgevijld
  • zij zouden hebben afgevijld

Imperative

  • you peel
  • you peel

Imperatief

  • jij vijl af
  • jullie vijlt af

Verwijzingen

Bekijk 7 definitie(s) van peel