Vervoeging van progress
Onbepaalde wijs (infinitief): to progress
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it progresses
- they progress
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het vlot
- zij vlotten
Simple past
- he/she/it progressed
- they progressed
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het vlotte
- zij vlotten
Present perfect
- he/she/it has progressed
- they have progressed
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft gevlot
- zij hebben gevlot
Past perfect
- he/she/it had progressed
- they had progressed
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had gevlot
- zij hadden gevlot
Future
- he/she/it will progress
- they will progress
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal vlotten
- zij zult vlotten
Future perfect
- he/she/it will have progressed
- they will have progressed
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal gevlot hebben
- zij zult gevlot hebben
Conditional present
- he/she/it would progress
- they would progress
Conditionalis I
- hij/zij/het zal vlotten
- zij zullen vlotten
Conditional perfect
- he/she/it would have progressed
- they would have progressed
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben gevlot
- zij zullen hebben gevlot