Engels

Nederlands

Present

  • I provoke
  • you provoke
  • he/she/it provokes
  • we provoke
  • you provoke
  • they provoke

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ontwikkel
  • jij ontwikkelt
  • hij/zij/het ontwikkelt
  • wij ontwikkelen
  • jullie ontwikkelen
  • zij ontwikkelen

Simple past

  • I provoked
  • you provoked
  • he/she/it provoked
  • we provoked
  • you provoked
  • they provoked

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ontwikkelde
  • jij ontwikkelde
  • hij/zij/het ontwikkelde
  • wij ontwikkelden
  • jullie ontwikkelden
  • zij ontwikkelden

Present perfect

  • I have provoked
  • you have provoked
  • he/she/it has provoked
  • we have provoked
  • you have provoked
  • they have provoked

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ontwikkeld
  • jij hebt ontwikkeld
  • hij/zij/het heeft ontwikkeld
  • wij hebben ontwikkeld
  • jullie hebben ontwikkeld
  • zij hebben ontwikkeld

Past perfect

  • I had provoked
  • you had provoked
  • he/she/it had provoked
  • we had provoked
  • you had provoked
  • they had provoked

Voltooid verleden tijd

  • ik had ontwikkeld
  • jij had ontwikkeld
  • hij/zij/het had ontwikkeld
  • wij hadden ontwikkeld
  • jullie hadden ontwikkeld
  • zij hadden ontwikkeld

Future

  • I will provoke
  • you will provoke
  • he/she/it will provoke
  • we will provoke
  • you will provoke
  • they will provoke

Toekomende tijd I

  • ik zal ontwikkelen
  • jij zult ontwikkelen
  • hij/zij/het zal ontwikkelen
  • wij zullen ontwikkelen
  • jullie zullen ontwikkelen
  • zij zullen ontwikkelen

Future perfect

  • I will have provoked
  • you will have provoked
  • he/she/it will have provoked
  • we will have provoked
  • you will have provoked
  • they will have provoked

Toekomende tijd II

  • ik zal ontwikkeld hebben
  • jij zult ontwikkeld hebben
  • hij/zij/het zal ontwikkeld hebben
  • wij zullen ontwikkeld hebben
  • jullie zullen ontwikkeld hebben
  • zij zullen ontwikkeld hebben

Conditional present

  • I would provoke
  • you would provoke
  • he/she/it would provoke
  • we would provoke
  • you would provoke
  • they would provoke

Conditionalis I

  • ik zou ontwikkelen
  • jij zou ontwikkelen
  • hij/zij/het zou ontwikkelen
  • wij zouden ontwikkelen
  • jullie zouden ontwikkelen
  • zij zouden ontwikkelen

Conditional perfect

  • I would have provoked
  • you would have provoked
  • he/she/it would have provoked
  • we would have provoked
  • you would have provoked
  • they would have provoked

Conditionalis II

  • ik zou hebben ontwikkeld
  • jij zou hebben ontwikkeld
  • hij/zij/het zou hebben ontwikkeld
  • wij zouden hebben ontwikkeld
  • jullie zouden hebben ontwikkeld
  • zij zouden hebben ontwikkeld

Imperative

  • you provoke
  • you provoke

Imperatief

  • jij ontwikkel
  • jullie ontwikkelt

Verwijzingen

Bekijk 10 definitie(s) van provoke