Vervoeging van pry
Onbepaalde wijs (infinitief): to pry
Engels
Nederlands
Present
- I pry
- you pry
- he/she/it pries
- we pry
- you pry
- they pry
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik snuffel
- jij snuffelt
- hij/zij/het snuffelt
- wij snuffelen
- jullie snuffelen
- zij snuffelen
Simple past
- I pried
- you pried
- he/she/it pried
- we pried
- you pried
- they pried
Onvoltooid verleden tijd
- ik snuffelde
- jij snuffelde
- hij/zij/het snuffelde
- wij snuffelden
- jullie snuffelden
- zij snuffelden
Present perfect
- I have pried
- you have pried
- he/she/it has pried
- we have pried
- you have pried
- they have pried
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesnuffeld
- jij hebt gesnuffeld
- hij/zij/het heeft gesnuffeld
- wij hebben gesnuffeld
- jullie hebben gesnuffeld
- zij hebben gesnuffeld
Past perfect
- I had pried
- you had pried
- he/she/it had pried
- we had pried
- you had pried
- they had pried
Voltooid verleden tijd
- ik had gesnuffeld
- jij had gesnuffeld
- hij/zij/het had gesnuffeld
- wij hadden gesnuffeld
- jullie hadden gesnuffeld
- zij hadden gesnuffeld
Future
- I will pry
- you will pry
- he/she/it will pry
- we will pry
- you will pry
- they will pry
Toekomende tijd I
- ik zal snuffelen
- jij zult snuffelen
- hij/zij/het zal snuffelen
- wij zullen snuffelen
- jullie zullen snuffelen
- zij zullen snuffelen
Future perfect
- I will have pried
- you will have pried
- he/she/it will have pried
- we will have pried
- you will have pried
- they will have pried
Toekomende tijd II
- ik zal gesnuffeld hebben
- jij zult gesnuffeld hebben
- hij/zij/het zal gesnuffeld hebben
- wij zullen gesnuffeld hebben
- jullie zullen gesnuffeld hebben
- zij zullen gesnuffeld hebben
Conditional present
- I would pry
- you would pry
- he/she/it would pry
- we would pry
- you would pry
- they would pry
Conditionalis I
- ik zou snuffelen
- jij zou snuffelen
- hij/zij/het zou snuffelen
- wij zouden snuffelen
- jullie zouden snuffelen
- zij zouden snuffelen
Conditional perfect
- I would have pried
- you would have pried
- he/she/it would have pried
- we would have pried
- you would have pried
- they would have pried
Conditionalis II
- ik zou hebben gesnuffeld
- jij zou hebben gesnuffeld
- hij/zij/het zou hebben gesnuffeld
- wij zouden hebben gesnuffeld
- jullie zouden hebben gesnuffeld
- zij zouden hebben gesnuffeld
Imperative
- you pry
- you pry
Imperatief
- jij snuffel
- jullie snuffelt