Vervoeging van raffineren

Onbepaalde wijs (infinitief): raffineren

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik raffineer
  • jij raffineert
  • hij/zij/het raffineert
  • wij raffineren
  • jullie raffineren
  • zij raffineren

Präsens Indikativ

  • ich raffiniere
  • du raffinierst
  • er/sie/es raffiniert
  • wir raffinieren
  • ihr raffiniert
  • sie raffinieren

Onvoltooid verleden tijd

  • ik raffineerde
  • jij raffineerde
  • hij/zij/het raffineerde
  • wij raffineerden
  • jullie raffineerden
  • zij raffineerden

Präteritum Indikativ

  • ich raffinierte
  • du raffiniertest
  • er/sie/es raffinierte
  • wir raffinierten
  • ihr raffiniertet
  • sie raffinierten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geraffineerd
  • jij hebt geraffineerd
  • hij/zij/het heeft geraffineerd
  • wij hebben geraffineerd
  • jullie hebben geraffineerd
  • zij hebben geraffineerd

Perfekt Indikativ

  • ich habe raffiniert
  • du hast raffiniert
  • er/sie/es hat raffiniert
  • wir haben raffiniert
  • ihr habt raffiniert
  • sie haben raffiniert

Voltooid verleden tijd

  • ik had geraffineerd
  • jij had geraffineerd
  • hij/zij/het had geraffineerd
  • wij hadden geraffineerd
  • jullie hadden geraffineerd
  • zij hadden geraffineerd

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte raffiniert
  • du hattest raffiniert
  • er/sie/es hatte raffiniert
  • wir hatten raffiniert
  • ihr hattet raffiniert
  • sie hatten raffiniert

Toekomende tijd I

  • ik zal raffineren
  • jij zult raffineren
  • hij/zij/het zal raffineren
  • wij zullen raffineren
  • jullie zullen raffineren
  • zij zullen raffineren

Futur I Indikativ

  • ich werde raffinieren
  • du wirst raffinieren
  • er/sie/es wird raffinieren
  • wir werden raffinieren
  • ihr werdet raffinieren
  • sie werden raffinieren

Toekomende tijd II

  • ik zal geraffineerd hebben
  • jij zult geraffineerd hebben
  • hij/zij/het zal geraffineerd hebben
  • wij zullen geraffineerd hebben
  • jullie zullen geraffineerd hebben
  • zij zullen geraffineerd hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde raffiniert haben
  • du wirst raffiniert haben
  • er/sie/es wird raffiniert haben
  • wir werden raffiniert haben
  • ihr werdet raffiniert haben
  • sie werden raffiniert haben

Conditionalis I

  • ik zou raffineren
  • jij zou raffineren
  • hij/zij/het zou raffineren
  • wij zouden raffineren
  • jullie zouden raffineren
  • zij zouden raffineren

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde raffinieren
  • du würdest raffinieren
  • er/sie/es würde raffinieren
  • wir würden raffinieren
  • ihr würdet raffinieren
  • sie würden raffinieren

Conditionalis II

  • ik zou hebben geraffineerd
  • jij zou hebben geraffineerd
  • hij/zij/het zou hebben geraffineerd
  • wij zouden hebben geraffineerd
  • jullie zouden hebben geraffineerd
  • zij zouden hebben geraffineerd

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde raffiniert haben
  • du würdest raffiniert haben
  • er/sie/es würde raffiniert haben
  • wir würden raffiniert haben
  • ihr würdet raffiniert haben
  • sie würden raffiniert haben

Imperatief

  • jij raffineer
  • jullie raffineert

Imperativ

  • du raffiniere
  • ihr raffiniert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van raffineren