Engels

Nederlands

Present

  • I raise
  • you raise
  • he/she/it raises
  • we raise
  • you raise
  • they raise

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik evoqueer
  • jij evoqueert
  • hij/zij/het evoqueert
  • wij evoqueren
  • jullie evoqueren
  • zij evoqueren

Simple past

  • I raised
  • you raised
  • he/she/it raised
  • we raised
  • you raised
  • they raised

Onvoltooid verleden tijd

  • ik evoqueerde
  • jij evoqueerde
  • hij/zij/het evoqueerde
  • wij evoqueerden
  • jullie evoqueerden
  • zij evoqueerden

Present perfect

  • I have raised
  • you have raised
  • he/she/it has raised
  • we have raised
  • you have raised
  • they have raised

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geëvoqueerd
  • jij hebt geëvoqueerd
  • hij/zij/het heeft geëvoqueerd
  • wij hebben geëvoqueerd
  • jullie hebben geëvoqueerd
  • zij hebben geëvoqueerd

Past perfect

  • I had raised
  • you had raised
  • he/she/it had raised
  • we had raised
  • you had raised
  • they had raised

Voltooid verleden tijd

  • ik had geëvoqueerd
  • jij had geëvoqueerd
  • hij/zij/het had geëvoqueerd
  • wij hadden geëvoqueerd
  • jullie hadden geëvoqueerd
  • zij hadden geëvoqueerd

Future

  • I will raise
  • you will raise
  • he/she/it will raise
  • we will raise
  • you will raise
  • they will raise

Toekomende tijd I

  • ik zal evoqueren
  • jij zult evoqueren
  • hij/zij/het zal evoqueren
  • wij zullen evoqueren
  • jullie zullen evoqueren
  • zij zullen evoqueren

Future perfect

  • I will have raised
  • you will have raised
  • he/she/it will have raised
  • we will have raised
  • you will have raised
  • they will have raised

Toekomende tijd II

  • ik zal geëvoqueerd hebben
  • jij zult geëvoqueerd hebben
  • hij/zij/het zal geëvoqueerd hebben
  • wij zullen geëvoqueerd hebben
  • jullie zullen geëvoqueerd hebben
  • zij zullen geëvoqueerd hebben

Conditional present

  • I would raise
  • you would raise
  • he/she/it would raise
  • we would raise
  • you would raise
  • they would raise

Conditionalis I

  • ik zou evoqueren
  • jij zou evoqueren
  • hij/zij/het zou evoqueren
  • wij zouden evoqueren
  • jullie zouden evoqueren
  • zij zouden evoqueren

Conditional perfect

  • I would have raised
  • you would have raised
  • he/she/it would have raised
  • we would have raised
  • you would have raised
  • they would have raised

Conditionalis II

  • ik zou hebben geëvoqueerd
  • jij zou hebben geëvoqueerd
  • hij/zij/het zou hebben geëvoqueerd
  • wij zouden hebben geëvoqueerd
  • jullie zouden hebben geëvoqueerd
  • zij zouden hebben geëvoqueerd

Imperative

  • you raise
  • you raise

Imperatief

  • jij evoqueer
  • jullie evoqueert

Verwijzingen

Bekijk 36 definitie(s) van raise