Engels

Nederlands

Present

  • I raise
  • you raise
  • he/she/it raises
  • we raise
  • you raise
  • they raise

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik zamel in
  • jij zamelt in
  • hij/zij/het zamelt in
  • wij zamelen in
  • jullie zamelen in
  • zij zamelen in

Simple past

  • I raised
  • you raised
  • he/she/it raised
  • we raised
  • you raised
  • they raised

Onvoltooid verleden tijd

  • ik zamelde in
  • jij zamelde in
  • hij/zij/het zamelde in
  • wij zamelden in
  • jullie zamelden in
  • zij zamelden in

Present perfect

  • I have raised
  • you have raised
  • he/she/it has raised
  • we have raised
  • you have raised
  • they have raised

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ingezameld
  • jij hebt ingezameld
  • hij/zij/het heeft ingezameld
  • wij hebben ingezameld
  • jullie hebben ingezameld
  • zij hebben ingezameld

Past perfect

  • I had raised
  • you had raised
  • he/she/it had raised
  • we had raised
  • you had raised
  • they had raised

Voltooid verleden tijd

  • ik had ingezameld
  • jij had ingezameld
  • hij/zij/het had ingezameld
  • wij hadden ingezameld
  • jullie hadden ingezameld
  • zij hadden ingezameld

Future

  • I will raise
  • you will raise
  • he/she/it will raise
  • we will raise
  • you will raise
  • they will raise

Toekomende tijd I

  • ik zal inzamelen
  • jij zult inzamelen
  • hij/zij/het zal inzamelen
  • wij zullen inzamelen
  • jullie zullen inzamelen
  • zij zullen inzamelen

Future perfect

  • I will have raised
  • you will have raised
  • he/she/it will have raised
  • we will have raised
  • you will have raised
  • they will have raised

Toekomende tijd II

  • ik zal ingezameld hebben
  • jij zult ingezameld hebben
  • hij/zij/het zal ingezameld hebben
  • wij zullen ingezameld hebben
  • jullie zullen ingezameld hebben
  • zij zullen ingezameld hebben

Conditional present

  • I would raise
  • you would raise
  • he/she/it would raise
  • we would raise
  • you would raise
  • they would raise

Conditionalis I

  • ik zou inzamelen
  • jij zou inzamelen
  • hij/zij/het zou inzamelen
  • wij zouden inzamelen
  • jullie zouden inzamelen
  • zij zouden inzamelen

Conditional perfect

  • I would have raised
  • you would have raised
  • he/she/it would have raised
  • we would have raised
  • you would have raised
  • they would have raised

Conditionalis II

  • ik zou hebben ingezameld
  • jij zou hebben ingezameld
  • hij/zij/het zou hebben ingezameld
  • wij zouden hebben ingezameld
  • jullie zouden hebben ingezameld
  • zij zouden hebben ingezameld

Imperative

  • you raise
  • you raise

Imperatief

  • jij zamel in
  • jullie zamelt in

Verwijzingen

Bekijk 36 definitie(s) van raise