Vervoeging van rank

Engels

Nederlands

Present

  • I rank
  • you rank
  • he/she/it ranks
  • we rank
  • you rank
  • they rank

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik plaats
  • jij plaatst
  • hij/zij/het plaatst
  • wij plaatsen
  • jullie plaatsen
  • zij plaatsen

Simple past

  • I ranked
  • you ranked
  • he/she/it ranked
  • we ranked
  • you ranked
  • they ranked

Onvoltooid verleden tijd

  • ik plaatste
  • jij plaatste
  • hij/zij/het plaatste
  • wij plaatsten
  • jullie plaatsten
  • zij plaatsten

Present perfect

  • I have ranked
  • you have ranked
  • he/she/it has ranked
  • we have ranked
  • you have ranked
  • they have ranked

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geplaatst
  • jij hebt geplaatst
  • hij/zij/het heeft geplaatst
  • wij hebben geplaatst
  • jullie hebben geplaatst
  • zij hebben geplaatst

Past perfect

  • I had ranked
  • you had ranked
  • he/she/it had ranked
  • we had ranked
  • you had ranked
  • they had ranked

Voltooid verleden tijd

  • ik had geplaatst
  • jij had geplaatst
  • hij/zij/het had geplaatst
  • wij hadden geplaatst
  • jullie hadden geplaatst
  • zij hadden geplaatst

Future

  • I will rank
  • you will rank
  • he/she/it will rank
  • we will rank
  • you will rank
  • they will rank

Toekomende tijd I

  • ik zal plaatsen
  • jij zult plaatsen
  • hij/zij/het zal plaatsen
  • wij zullen plaatsen
  • jullie zullen plaatsen
  • zij zullen plaatsen

Future perfect

  • I will have ranked
  • you will have ranked
  • he/she/it will have ranked
  • we will have ranked
  • you will have ranked
  • they will have ranked

Toekomende tijd II

  • ik zal geplaatst hebben
  • jij zult geplaatst hebben
  • hij/zij/het zal geplaatst hebben
  • wij zullen geplaatst hebben
  • jullie zullen geplaatst hebben
  • zij zullen geplaatst hebben

Conditional present

  • I would rank
  • you would rank
  • he/she/it would rank
  • we would rank
  • you would rank
  • they would rank

Conditionalis I

  • ik zou plaatsen
  • jij zou plaatsen
  • hij/zij/het zou plaatsen
  • wij zouden plaatsen
  • jullie zouden plaatsen
  • zij zouden plaatsen

Conditional perfect

  • I would have ranked
  • you would have ranked
  • he/she/it would have ranked
  • we would have ranked
  • you would have ranked
  • they would have ranked

Conditionalis II

  • ik zou hebben geplaatst
  • jij zou hebben geplaatst
  • hij/zij/het zou hebben geplaatst
  • wij zouden hebben geplaatst
  • jullie zouden hebben geplaatst
  • zij zouden hebben geplaatst

Imperative

  • you rank
  • you rank

Imperatief

  • jij plaats
  • jullie plaatst

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van rank