Vervoeging van refresh

Engels

Nederlands

Present

  • I refresh
  • you refresh
  • he/she/it refreshes
  • we refresh
  • you refresh
  • they refresh

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verkwik
  • jij verkwikt
  • hij/zij/het verkwikt
  • wij verkwikken
  • jullie verkwikken
  • zij verkwikken

Simple past

  • I refreshed
  • you refreshed
  • he/she/it refreshed
  • we refreshed
  • you refreshed
  • they refreshed

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verkwikte
  • jij verkwikte
  • hij/zij/het verkwikte
  • wij verkwikten
  • jullie verkwikten
  • zij verkwikten

Present perfect

  • I have refreshed
  • you have refreshed
  • he/she/it has refreshed
  • we have refreshed
  • you have refreshed
  • they have refreshed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verkwikt
  • jij hebt verkwikt
  • hij/zij/het heeft verkwikt
  • wij hebben verkwikt
  • jullie hebben verkwikt
  • zij hebben verkwikt

Past perfect

  • I had refreshed
  • you had refreshed
  • he/she/it had refreshed
  • we had refreshed
  • you had refreshed
  • they had refreshed

Voltooid verleden tijd

  • ik had verkwikt
  • jij had verkwikt
  • hij/zij/het had verkwikt
  • wij hadden verkwikt
  • jullie hadden verkwikt
  • zij hadden verkwikt

Future

  • I will refresh
  • you will refresh
  • he/she/it will refresh
  • we will refresh
  • you will refresh
  • they will refresh

Toekomende tijd I

  • ik zal verkwikken
  • jij zult verkwikken
  • hij/zij/het zal verkwikken
  • wij zullen verkwikken
  • jullie zullen verkwikken
  • zij zullen verkwikken

Future perfect

  • I will have refreshed
  • you will have refreshed
  • he/she/it will have refreshed
  • we will have refreshed
  • you will have refreshed
  • they will have refreshed

Toekomende tijd II

  • ik zal verkwikt hebben
  • jij zult verkwikt hebben
  • hij/zij/het zal verkwikt hebben
  • wij zullen verkwikt hebben
  • jullie zullen verkwikt hebben
  • zij zullen verkwikt hebben

Conditional present

  • I would refresh
  • you would refresh
  • he/she/it would refresh
  • we would refresh
  • you would refresh
  • they would refresh

Conditionalis I

  • ik zou verkwikken
  • jij zou verkwikken
  • hij/zij/het zou verkwikken
  • wij zouden verkwikken
  • jullie zouden verkwikken
  • zij zouden verkwikken

Conditional perfect

  • I would have refreshed
  • you would have refreshed
  • he/she/it would have refreshed
  • we would have refreshed
  • you would have refreshed
  • they would have refreshed

Conditionalis II

  • ik zou hebben verkwikt
  • jij zou hebben verkwikt
  • hij/zij/het zou hebben verkwikt
  • wij zouden hebben verkwikt
  • jullie zouden hebben verkwikt
  • zij zouden hebben verkwikt

Verwijzingen

Bekijk 8 definitie(s) van refresh