Vervoeging van schatten

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik schat
  • jij schat
  • hij/zij/het schat
  • wij schatten
  • jullie schatten
  • zij schatten

Indicativo presente

  • yo estimo
  • estimas
  • él/ella estima
  • nosotros estimamos
  • vosotros estimáis
  • ellos/ellas estiman

Onvoltooid verleden tijd

  • ik schatte
  • jij schatte
  • hij/zij/het schatte
  • wij schatten
  • jullie schatten
  • zij schatten

Indefinido

  • yo estimé
  • estimaste
  • él/ella estimó
  • nosotros estimamos
  • vosotros estimasteis
  • ellos/ellas estimaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geschat
  • jij hebt geschat
  • hij/zij/het heeft geschat
  • wij hebben geschat
  • jullie hebben geschat
  • zij hebben geschat

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he estimado
  • has estimado
  • él/ella ha estimado
  • nosotros hemos estimado
  • vosotros habéis estimado
  • ellos/ellas han estimado

Voltooid verleden tijd

  • ik had geschat
  • jij had geschat
  • hij/zij/het had geschat
  • wij hadden geschat
  • jullie hadden geschat
  • zij hadden geschat

Pluscuamperfecto

  • yo había estimado
  • habías estimado
  • él/ella había estimado
  • nosotros habíamos estimado
  • vosotros habíais estimado
  • ellos/ellas habían estimado

Toekomende tijd I

  • ik zal schatten
  • jij zult schatten
  • hij/zij/het zal schatten
  • wij zullen schatten
  • jullie zullen schatten
  • zij zullen schatten

Futuro I

  • yo estimaré
  • estimarás
  • él/ella estimará
  • nosotros estimaremos
  • vosotros estimaréis
  • ellos/ellas estimarán

Toekomende tijd II

  • ik zal geschat hebben
  • jij zult geschat hebben
  • hij/zij/het zal geschat hebben
  • wij zullen geschat hebben
  • jullie zullen geschat hebben
  • zij zullen geschat hebben

Futuro perfecto

  • yo habré estimado
  • habrás estimado
  • él/ella habrá estimado
  • nosotros habremos estimado
  • vosotros habréis estimado
  • ellos/ellas habrán estimado

Conditionalis I

  • ik zou schatten
  • jij zou schatten
  • hij/zij/het zou schatten
  • wij zouden schatten
  • jullie zouden schatten
  • zij zouden schatten

Condicional

  • yo estimaría
  • estimarías
  • él/ella estimaría
  • nosotros estimaríamos
  • vosotros estimaríais
  • ellos/ellas estimarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben geschat
  • jij zou hebben geschat
  • hij/zij/het zou hebben geschat
  • wij zouden hebben geschat
  • jullie zouden hebben geschat
  • zij zouden hebben geschat

Condicional perfecto

  • yo habría estimado
  • habrías estimado
  • él/ella habría estimado
  • nosotros habríamos estimado
  • vosotros habríais estimado
  • ellos/ellas habrían estimado

Imperatief

  • jij schat
  • jullie schat

Imperativo presente

  • estima
  • vosotros estimad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van schatten