Vervoeging van schenden

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik schend
  • jij schendt
  • hij/zij/het schendt
  • wij schenden
  • jullie schenden
  • zij schenden

Indicativo presente

  • yo desfloro
  • desfloras
  • él/ella desflora
  • nosotros desfloramos
  • vosotros desfloráis
  • ellos/ellas desfloran

Onvoltooid verleden tijd

  • ik schond
  • jij schond
  • hij/zij/het schond
  • wij schonden
  • jullie schonden
  • zij schonden

Indefinido

  • yo desfloré
  • desfloraste
  • él/ella desfloró
  • nosotros desfloramos
  • vosotros desflorasteis
  • ellos/ellas desfloraron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geschonden
  • jij hebt geschonden
  • hij/zij/het heeft geschonden
  • wij hebben geschonden
  • jullie hebben geschonden
  • zij hebben geschonden

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he desflorado
  • has desflorado
  • él/ella ha desflorado
  • nosotros hemos desflorado
  • vosotros habéis desflorado
  • ellos/ellas han desflorado

Voltooid verleden tijd

  • ik had geschonden
  • jij had geschonden
  • hij/zij/het had geschonden
  • wij hadden geschonden
  • jullie hadden geschonden
  • zij hadden geschonden

Pluscuamperfecto

  • yo había desflorado
  • habías desflorado
  • él/ella había desflorado
  • nosotros habíamos desflorado
  • vosotros habíais desflorado
  • ellos/ellas habían desflorado

Toekomende tijd I

  • ik zal schenden
  • jij zult schenden
  • hij/zij/het zal schenden
  • wij zullen schenden
  • jullie zullen schenden
  • zij zullen schenden

Futuro I

  • yo desfloraré
  • desflorarás
  • él/ella desflorará
  • nosotros desfloraremos
  • vosotros desfloraréis
  • ellos/ellas desflorarán

Toekomende tijd II

  • ik zal geschonden hebben
  • jij zult geschonden hebben
  • hij/zij/het zal geschonden hebben
  • wij zullen geschonden hebben
  • jullie zullen geschonden hebben
  • zij zullen geschonden hebben

Futuro perfecto

  • yo habré desflorado
  • habrás desflorado
  • él/ella habrá desflorado
  • nosotros habremos desflorado
  • vosotros habréis desflorado
  • ellos/ellas habrán desflorado

Conditionalis I

  • ik zou schenden
  • jij zou schenden
  • hij/zij/het zou schenden
  • wij zouden schenden
  • jullie zouden schenden
  • zij zouden schenden

Condicional

  • yo desfloraría
  • desflorarías
  • él/ella desfloraría
  • nosotros desfloraríamos
  • vosotros desfloraríais
  • ellos/ellas desflorarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben geschonden
  • jij zou hebben geschonden
  • hij/zij/het zou hebben geschonden
  • wij zouden hebben geschonden
  • jullie zouden hebben geschonden
  • zij zouden hebben geschonden

Condicional perfecto

  • yo habría desflorado
  • habrías desflorado
  • él/ella habría desflorado
  • nosotros habríamos desflorado
  • vosotros habríais desflorado
  • ellos/ellas habrían desflorado

Imperatief

  • jij schend
  • jullie schendt

Imperativo presente

  • desflora
  • vosotros desflorad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van schenden