Vervoeging van schenden

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik schend
  • jij schendt
  • hij/zij/het schendt
  • wij schenden
  • jullie schenden
  • zij schenden

Indicativo presente

  • yo rompo
  • rompes
  • él/ella rompe
  • nosotros rompemos
  • vosotros rompéis
  • ellos/ellas rompen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik schond
  • jij schond
  • hij/zij/het schond
  • wij schonden
  • jullie schonden
  • zij schonden

Indefinido

  • yo rompí
  • rompiste
  • él/ella rompió
  • nosotros rompimos
  • vosotros rompisteis
  • ellos/ellas rompieron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geschonden
  • jij hebt geschonden
  • hij/zij/het heeft geschonden
  • wij hebben geschonden
  • jullie hebben geschonden
  • zij hebben geschonden

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he roto
  • has roto
  • él/ella ha roto
  • nosotros hemos roto
  • vosotros habéis roto
  • ellos/ellas han roto

Voltooid verleden tijd

  • ik had geschonden
  • jij had geschonden
  • hij/zij/het had geschonden
  • wij hadden geschonden
  • jullie hadden geschonden
  • zij hadden geschonden

Pluscuamperfecto

  • yo había roto
  • habías roto
  • él/ella había roto
  • nosotros habíamos roto
  • vosotros habíais roto
  • ellos/ellas habían roto

Toekomende tijd I

  • ik zal schenden
  • jij zult schenden
  • hij/zij/het zal schenden
  • wij zullen schenden
  • jullie zullen schenden
  • zij zullen schenden

Futuro I

  • yo romperé
  • romperás
  • él/ella romperá
  • nosotros romperemos
  • vosotros romperéis
  • ellos/ellas romperán

Toekomende tijd II

  • ik zal geschonden hebben
  • jij zult geschonden hebben
  • hij/zij/het zal geschonden hebben
  • wij zullen geschonden hebben
  • jullie zullen geschonden hebben
  • zij zullen geschonden hebben

Futuro perfecto

  • yo habré roto
  • habrás roto
  • él/ella habrá roto
  • nosotros habremos roto
  • vosotros habréis roto
  • ellos/ellas habrán roto

Conditionalis I

  • ik zou schenden
  • jij zou schenden
  • hij/zij/het zou schenden
  • wij zouden schenden
  • jullie zouden schenden
  • zij zouden schenden

Condicional

  • yo rompería
  • romperías
  • él/ella rompería
  • nosotros romperíamos
  • vosotros romperíais
  • ellos/ellas romperían

Conditionalis II

  • ik zou hebben geschonden
  • jij zou hebben geschonden
  • hij/zij/het zou hebben geschonden
  • wij zouden hebben geschonden
  • jullie zouden hebben geschonden
  • zij zouden hebben geschonden

Condicional perfecto

  • yo habría roto
  • habrías roto
  • él/ella habría roto
  • nosotros habríamos roto
  • vosotros habríais roto
  • ellos/ellas habrían roto

Imperatief

  • jij schend
  • jullie schendt

Imperativo presente

  • rompe
  • vosotros romped

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van schenden