Vervoeging van score

Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it scores
  • they score

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het teistert
  • zij teisteren

Simple past

  • he/she/it scored
  • they scored

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het teisterde
  • zij teisterden

Present perfect

  • he/she/it has scored
  • they have scored

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft geteisterd
  • zij hebben geteisterd

Past perfect

  • he/she/it had scored
  • they had scored

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had geteisterd
  • zij hadden geteisterd

Future

  • he/she/it will score
  • they will score

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal teisteren
  • zij zult teisteren

Future perfect

  • he/she/it will have scored
  • they will have scored

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal geteisterd hebben
  • zij zult geteisterd hebben

Conditional present

  • he/she/it would score
  • they would score

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal teisteren
  • zij zullen teisteren

Conditional perfect

  • he/she/it would have scored
  • they would have scored

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben geteisterd
  • zij zullen hebben geteisterd

Verwijzingen

Bekijk 10 definitie(s) van score