Vervoeging van score
Onbepaalde wijs (infinitief): to score
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it scores
- they score
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het teistert
- zij teisteren
Simple past
- he/she/it scored
- they scored
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het teisterde
- zij teisterden
Present perfect
- he/she/it has scored
- they have scored
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft geteisterd
- zij hebben geteisterd
Past perfect
- he/she/it had scored
- they had scored
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had geteisterd
- zij hadden geteisterd
Future
- he/she/it will score
- they will score
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal teisteren
- zij zult teisteren
Future perfect
- he/she/it will have scored
- they will have scored
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal geteisterd hebben
- zij zult geteisterd hebben
Conditional present
- he/she/it would score
- they would score
Conditionalis I
- hij/zij/het zal teisteren
- zij zullen teisteren
Conditional perfect
- he/she/it would have scored
- they would have scored
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben geteisterd
- zij zullen hebben geteisterd