Vervoeging van slaan
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik sla
- jij slaat
- hij/zij/het slaat
- wij slaan
- jullie slaan
- zij slaan
Indicativo presente
- yo sorprendo
- tú sorprendes
- él/ella sorprende
- nosotros sorprendemos
- vosotros sorprendéis
- ellos/ellas sorprenden
Onvoltooid verleden tijd
- ik sloeg
- jij sloeg
- hij/zij/het sloeg
- wij sloegen
- jullie sloegen
- zij sloegen
Indefinido
- yo sorprendí
- tú sorprendiste
- él/ella sorprendió
- nosotros sorprendimos
- vosotros sorprendisteis
- ellos/ellas sorprendieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geslagen
- jij hebt geslagen
- hij/zij/het heeft geslagen
- wij hebben geslagen
- jullie hebben geslagen
- zij hebben geslagen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he sorprendido
- tú has sorprendido
- él/ella ha sorprendido
- nosotros hemos sorprendido
- vosotros habéis sorprendido
- ellos/ellas han sorprendido
Voltooid verleden tijd
- ik had geslagen
- jij had geslagen
- hij/zij/het had geslagen
- wij hadden geslagen
- jullie hadden geslagen
- zij hadden geslagen
Pluscuamperfecto
- yo había sorprendido
- tú habías sorprendido
- él/ella había sorprendido
- nosotros habíamos sorprendido
- vosotros habíais sorprendido
- ellos/ellas habían sorprendido
Toekomende tijd I
- ik zal slaan
- jij zult slaan
- hij/zij/het zal slaan
- wij zullen slaan
- jullie zullen slaan
- zij zullen slaan
Futuro I
- yo sorprenderé
- tú sorprenderás
- él/ella sorprenderá
- nosotros sorprenderemos
- vosotros sorprenderéis
- ellos/ellas sorprenderán
Toekomende tijd II
- ik zal geslagen hebben
- jij zult geslagen hebben
- hij/zij/het zal geslagen hebben
- wij zullen geslagen hebben
- jullie zullen geslagen hebben
- zij zullen geslagen hebben
Futuro perfecto
- yo habré sorprendido
- tú habrás sorprendido
- él/ella habrá sorprendido
- nosotros habremos sorprendido
- vosotros habréis sorprendido
- ellos/ellas habrán sorprendido
Conditionalis I
- ik zou slaan
- jij zou slaan
- hij/zij/het zou slaan
- wij zouden slaan
- jullie zouden slaan
- zij zouden slaan
Condicional
- yo sorprendería
- tú sorprenderías
- él/ella sorprendería
- nosotros sorprenderíamos
- vosotros sorprenderíais
- ellos/ellas sorprenderían
Conditionalis II
- ik zou hebben geslagen
- jij zou hebben geslagen
- hij/zij/het zou hebben geslagen
- wij zouden hebben geslagen
- jullie zouden hebben geslagen
- zij zouden hebben geslagen
Condicional perfecto
- yo habría sorprendido
- tú habrías sorprendido
- él/ella habría sorprendido
- nosotros habríamos sorprendido
- vosotros habríais sorprendido
- ellos/ellas habrían sorprendido
Imperatief
- jij sla
- jullie slaat
Imperativo presente
- tú sorprende
- vosotros sorprended