Vervoeging van slechten

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik slecht
  • jij slecht
  • hij/zij/het slecht
  • wij slechten
  • jullie slechten
  • zij slechten

Present

  • I even
  • you even
  • he/she/it evens
  • we even
  • you even
  • they even

Onvoltooid verleden tijd

  • ik slechtte
  • jij slechtte
  • hij/zij/het slechtte
  • wij slechtten
  • jullie slechtten
  • zij slechtten

Simple past

  • I evened
  • you evened
  • he/she/it evened
  • we evened
  • you evened
  • they evened

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geslecht
  • jij hebt geslecht
  • hij/zij/het heeft geslecht
  • wij hebben geslecht
  • jullie hebben geslecht
  • zij hebben geslecht

Present perfect

  • I have evened
  • you have evened
  • he/she/it has evened
  • we have evened
  • you have evened
  • they have evened

Voltooid verleden tijd

  • ik had geslecht
  • jij had geslecht
  • hij/zij/het had geslecht
  • wij hadden geslecht
  • jullie hadden geslecht
  • zij hadden geslecht

Past perfect

  • I had evened
  • you had evened
  • he/she/it had evened
  • we had evened
  • you had evened
  • they had evened

Toekomende tijd I

  • ik zal slechten
  • jij zult slechten
  • hij/zij/het zal slechten
  • wij zullen slechten
  • jullie zullen slechten
  • zij zullen slechten

Future

  • I will even
  • you will even
  • he/she/it will even
  • we will even
  • you will even
  • they will even

Toekomende tijd II

  • ik zal geslecht hebben
  • jij zult geslecht hebben
  • hij/zij/het zal geslecht hebben
  • wij zullen geslecht hebben
  • jullie zullen geslecht hebben
  • zij zullen geslecht hebben

Future perfect

  • I will have evened
  • you will have evened
  • he/she/it will have evened
  • we will have evened
  • you will have evened
  • they will have evened

Conditionalis I

  • ik zou slechten
  • jij zou slechten
  • hij/zij/het zou slechten
  • wij zouden slechten
  • jullie zouden slechten
  • zij zouden slechten

Conditional present

  • I would even
  • you would even
  • he/she/it would even
  • we would even
  • you would even
  • they would even

Conditionalis II

  • ik zou hebben geslecht
  • jij zou hebben geslecht
  • hij/zij/het zou hebben geslecht
  • wij zouden hebben geslecht
  • jullie zouden hebben geslecht
  • zij zouden hebben geslecht

Conditional perfect

  • I would have evened
  • you would have evened
  • he/she/it would have evened
  • we would have evened
  • you would have evened
  • they would have evened

Imperatief

  • jij slecht
  • jullie slecht

Imperative

  • you even
  • you even

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van slechten