Vervoeging van stilstaan

Vertaling: stagner

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik sta stil
  • jij staat stil
  • hij/zij/het staat stil
  • wij staan stil
  • jullie staan stil
  • zij staan stil

Présent

  • je stagne
  • tu stagnes
  • il/elle stagne
  • nous stagnons
  • vous stagnez
  • ils/elles stagnent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stond stil
  • jij stond stil
  • hij/zij/het stond stil
  • wij stonden stil
  • jullie stonden stil
  • zij stonden stil

Indicatif imparfait

  • je stagnais
  • tu stagnais
  • il/elle stagnait
  • nous stagnions
  • vous stagniez
  • ils/elles stagnaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb stilgestaan
  • jij hebt stilgestaan
  • hij/zij/het heeft stilgestaan
  • wij hebben stilgestaan
  • jullie hebben stilgestaan
  • zij hebben stilgestaan

Indicatif passé composé

  • j'ai stagné
  • tu as stagné
  • il/elle a stagné
  • nous avons stagné
  • vous avez stagné
  • ils/elles ont stagné

Voltooid verleden tijd

  • ik had stilgestaan
  • jij had stilgestaan
  • hij/zij/het had stilgestaan
  • wij hadden stilgestaan
  • jullie hadden stilgestaan
  • zij hadden stilgestaan

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais stagné
  • tu avais stagné
  • il/elle avait stagné
  • nous avions stagné
  • vous aviez stagné
  • ils/elles avaient stagné

Toekomende tijd I

  • ik zal stilstaan
  • jij zult stilstaan
  • hij/zij/het zal stilstaan
  • wij zullen stilstaan
  • jullie zullen stilstaan
  • zij zullen stilstaan

Indicatif futur

  • je stagnerai
  • tu stagneras
  • il/elle stagnera
  • nous stagnerons
  • vous stagnerez
  • ils/elles stagneront

Toekomende tijd II

  • ik zal stilgestaan hebben
  • jij zult stilgestaan hebben
  • hij/zij/het zal stilgestaan hebben
  • wij zullen stilgestaan hebben
  • jullie zullen stilgestaan hebben
  • zij zullen stilgestaan hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai stagné
  • tu auras stagné
  • il/elle aura stagné
  • nous aurons stagné
  • vous aurez stagné
  • ils/elles auront stagné

Conditionalis I

  • ik zou stilstaan
  • jij zou stilstaan
  • hij/zij/het zou stilstaan
  • wij zouden stilstaan
  • jullie zouden stilstaan
  • zij zouden stilstaan

Conditionnel présent

  • je stagnerais
  • tu stagnerais
  • il/elle stagnerait
  • nous stagnerions
  • vous stagneriez
  • ils/elles stagneraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben stilgestaan
  • jij zou hebben stilgestaan
  • hij/zij/het zou hebben stilgestaan
  • wij zouden hebben stilgestaan
  • jullie zouden hebben stilgestaan
  • zij zouden hebben stilgestaan

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais stagné
  • tu aurais stagné
  • il/elle aurait stagné
  • nous aurions stagné
  • vous auriez stagné
  • ils/elles auraient stagné

Imperatief

  • jij sta stil
  • jullie staat stil

Impératif

  • tu stagne
  • vous stagnez

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van stilstaan