Vervoeging van stimuleren
Onbepaalde wijs (infinitief): stimuleren
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik stimuleer
- jij stimuleert
- hij/zij/het stimuleert
- wij stimuleren
- jullie stimuleren
- zij stimuleren
Présent
- j'encourage
- tu encourages
- il/elle encourage
- nous encourageons
- vous encouragez
- ils/elles encouragent
Onvoltooid verleden tijd
- ik stimuleerde
- jij stimuleerde
- hij/zij/het stimuleerde
- wij stimuleerden
- jullie stimuleerden
- zij stimuleerden
Indicatif imparfait
- j'encourageais
- tu encourageais
- il/elle encourageait
- nous encouragions
- vous encouragiez
- ils/elles encourageaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gestimuleerd
- jij hebt gestimuleerd
- hij/zij/het heeft gestimuleerd
- wij hebben gestimuleerd
- jullie hebben gestimuleerd
- zij hebben gestimuleerd
Indicatif passé composé
- j'ai encouragé
- tu as encouragé
- il/elle a encouragé
- nous avons encouragé
- vous avez encouragé
- ils/elles ont encouragé
Voltooid verleden tijd
- ik had gestimuleerd
- jij had gestimuleerd
- hij/zij/het had gestimuleerd
- wij hadden gestimuleerd
- jullie hadden gestimuleerd
- zij hadden gestimuleerd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais encouragé
- tu avais encouragé
- il/elle avait encouragé
- nous avions encouragé
- vous aviez encouragé
- ils/elles avaient encouragé
Toekomende tijd I
- ik zal stimuleren
- jij zult stimuleren
- hij/zij/het zal stimuleren
- wij zullen stimuleren
- jullie zullen stimuleren
- zij zullen stimuleren
Indicatif futur
- j'encouragerai
- tu encourageras
- il/elle encouragera
- nous encouragerons
- vous encouragerez
- ils/elles encourageront
Toekomende tijd II
- ik zal gestimuleerd hebben
- jij zult gestimuleerd hebben
- hij/zij/het zal gestimuleerd hebben
- wij zullen gestimuleerd hebben
- jullie zullen gestimuleerd hebben
- zij zullen gestimuleerd hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai encouragé
- tu auras encouragé
- il/elle aura encouragé
- nous aurons encouragé
- vous aurez encouragé
- ils/elles auront encouragé
Conditionalis I
- ik zou stimuleren
- jij zou stimuleren
- hij/zij/het zou stimuleren
- wij zouden stimuleren
- jullie zouden stimuleren
- zij zouden stimuleren
Conditionnel présent
- j'encouragerais
- tu encouragerais
- il/elle encouragerait
- nous encouragerions
- vous encourageriez
- ils/elles encourageraient
Conditionalis II
- ik zou hebben gestimuleerd
- jij zou hebben gestimuleerd
- hij/zij/het zou hebben gestimuleerd
- wij zouden hebben gestimuleerd
- jullie zouden hebben gestimuleerd
- zij zouden hebben gestimuleerd
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais encouragé
- tu aurais encouragé
- il/elle aurait encouragé
- nous aurions encouragé
- vous auriez encouragé
- ils/elles auraient encouragé
Imperatief
- jij stimuleer
- jullie stimuleert
Impératif
- tu encourage
- vous encouragez