Vervoeging van stimuleren

Onbepaalde wijs (infinitief): stimuleren

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik stimuleer
  • jij stimuleert
  • hij/zij/het stimuleert
  • wij stimuleren
  • jullie stimuleren
  • zij stimuleren

Présent

  • je presse
  • tu presses
  • il/elle presse
  • nous pressons
  • vous pressez
  • ils/elles pressent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stimuleerde
  • jij stimuleerde
  • hij/zij/het stimuleerde
  • wij stimuleerden
  • jullie stimuleerden
  • zij stimuleerden

Indicatif imparfait

  • je pressais
  • tu pressais
  • il/elle pressait
  • nous pressions
  • vous pressiez
  • ils/elles pressaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gestimuleerd
  • jij hebt gestimuleerd
  • hij/zij/het heeft gestimuleerd
  • wij hebben gestimuleerd
  • jullie hebben gestimuleerd
  • zij hebben gestimuleerd

Indicatif passé composé

  • j'ai pressé
  • tu as pressé
  • il/elle a pressé
  • nous avons pressé
  • vous avez pressé
  • ils/elles ont pressé

Voltooid verleden tijd

  • ik had gestimuleerd
  • jij had gestimuleerd
  • hij/zij/het had gestimuleerd
  • wij hadden gestimuleerd
  • jullie hadden gestimuleerd
  • zij hadden gestimuleerd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais pressé
  • tu avais pressé
  • il/elle avait pressé
  • nous avions pressé
  • vous aviez pressé
  • ils/elles avaient pressé

Toekomende tijd I

  • ik zal stimuleren
  • jij zult stimuleren
  • hij/zij/het zal stimuleren
  • wij zullen stimuleren
  • jullie zullen stimuleren
  • zij zullen stimuleren

Indicatif futur

  • je presserai
  • tu presseras
  • il/elle pressera
  • nous presserons
  • vous presserez
  • ils/elles presseront

Toekomende tijd II

  • ik zal gestimuleerd hebben
  • jij zult gestimuleerd hebben
  • hij/zij/het zal gestimuleerd hebben
  • wij zullen gestimuleerd hebben
  • jullie zullen gestimuleerd hebben
  • zij zullen gestimuleerd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai pressé
  • tu auras pressé
  • il/elle aura pressé
  • nous aurons pressé
  • vous aurez pressé
  • ils/elles auront pressé

Conditionalis I

  • ik zou stimuleren
  • jij zou stimuleren
  • hij/zij/het zou stimuleren
  • wij zouden stimuleren
  • jullie zouden stimuleren
  • zij zouden stimuleren

Conditionnel présent

  • je presserais
  • tu presserais
  • il/elle presserait
  • nous presserions
  • vous presseriez
  • ils/elles presseraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben gestimuleerd
  • jij zou hebben gestimuleerd
  • hij/zij/het zou hebben gestimuleerd
  • wij zouden hebben gestimuleerd
  • jullie zouden hebben gestimuleerd
  • zij zouden hebben gestimuleerd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais pressé
  • tu aurais pressé
  • il/elle aurait pressé
  • nous aurions pressé
  • vous auriez pressé
  • ils/elles auraient pressé

Imperatief

  • jij stimuleer
  • jullie stimuleert

Impératif

  • tu presse
  • vous pressez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van stimuleren