Vervoeging van tally
Onbepaalde wijs (infinitief): to tally
Engels
Nederlands
Present
- I tally
- you tally
- he/she/it tallies
- we tally
- you tally
- they tally
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kom overeen
- jij komt overeen
- hij/zij/het komt overeen
- wij komen overeen
- jullie komen overeen
- zij komen overeen
Simple past
- I tallied
- you tallied
- he/she/it tallied
- we tallied
- you tallied
- they tallied
Onvoltooid verleden tijd
- ik kwam overeen
- jij kwam overeen
- hij/zij/het kwam overeen
- wij kwamen overeen
- jullie kwamen overeen
- zij kwamen overeen
Present perfect
- I have tallied
- you have tallied
- he/she/it has tallied
- we have tallied
- you have tallied
- they have tallied
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben overeengekomen
- jij bent overeengekomen
- hij/zij/het is overeengekomen
- wij zijn overeengekomen
- jullie zijn overeengekomen
- zij zijn overeengekomen
Past perfect
- I had tallied
- you had tallied
- he/she/it had tallied
- we had tallied
- you had tallied
- they had tallied
Voltooid verleden tijd
- ik was overeengekomen
- jij was overeengekomen
- hij/zij/het was overeengekomen
- wij waren overeengekomen
- jullie waren overeengekomen
- zij waren overeengekomen
Future
- I will tally
- you will tally
- he/she/it will tally
- we will tally
- you will tally
- they will tally
Toekomende tijd I
- ik zal overeenkomen
- jij zult overeenkomen
- hij/zij/het zal overeenkomen
- wij zullen overeenkomen
- jullie zullen overeenkomen
- zij zullen overeenkomen
Future perfect
- I will have tallied
- you will have tallied
- he/she/it will have tallied
- we will have tallied
- you will have tallied
- they will have tallied
Toekomende tijd II
- ik zal overeengekomen zijn
- jij zult overeengekomen zijn
- hij/zij/het zal overeengekomen zijn
- wij zullen overeengekomen zijn
- jullie zullen overeengekomen zijn
- zij zullen overeengekomen zijn
Conditional present
- I would tally
- you would tally
- he/she/it would tally
- we would tally
- you would tally
- they would tally
Conditionalis I
- ik zou overeenkomen
- jij zou overeenkomen
- hij/zij/het zou overeenkomen
- wij zouden overeenkomen
- jullie zouden overeenkomen
- zij zouden overeenkomen
Conditional perfect
- I would have tallied
- you would have tallied
- he/she/it would have tallied
- we would have tallied
- you would have tallied
- they would have tallied
Conditionalis II
- ik zou zijn overeengekomen
- jij zou zijn overeengekomen
- hij/zij/het zou zijn overeengekomen
- wij zouden zijn overeengekomen
- jullie zouden zijn overeengekomen
- zij zouden zijn overeengekomen
Imperative
- you tally
- you tally
Imperatief
- jij kom overeen
- jullie komt overeen