Vervoeging van toelaten

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik laat toe
  • jij laat toe
  • hij/zij/het laat toe
  • wij laten toe
  • jullie laten toe
  • zij laten toe

Indicativo presente

  • yo dejo
  • dejas
  • él/ella deja
  • nosotros dejamos
  • vosotros dejáis
  • ellos/ellas dejan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik liet toe
  • jij liet toe
  • hij/zij/het liet toe
  • wij lieten toe
  • jullie lieten toe
  • zij lieten toe

Indefinido

  • yo dejé
  • dejaste
  • él/ella dejó
  • nosotros dejamos
  • vosotros dejasteis
  • ellos/ellas dejaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb toegelaten
  • jij hebt toegelaten
  • hij/zij/het heeft toegelaten
  • wij hebben toegelaten
  • jullie hebben toegelaten
  • zij hebben toegelaten

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he dejado
  • has dejado
  • él/ella ha dejado
  • nosotros hemos dejado
  • vosotros habéis dejado
  • ellos/ellas han dejado

Voltooid verleden tijd

  • ik had toegelaten
  • jij had toegelaten
  • hij/zij/het had toegelaten
  • wij hadden toegelaten
  • jullie hadden toegelaten
  • zij hadden toegelaten

Pluscuamperfecto

  • yo había dejado
  • habías dejado
  • él/ella había dejado
  • nosotros habíamos dejado
  • vosotros habíais dejado
  • ellos/ellas habían dejado

Toekomende tijd I

  • ik zal toelaten
  • jij zult toelaten
  • hij/zij/het zal toelaten
  • wij zullen toelaten
  • jullie zullen toelaten
  • zij zullen toelaten

Futuro I

  • yo dejaré
  • dejarás
  • él/ella dejará
  • nosotros dejaremos
  • vosotros dejaréis
  • ellos/ellas dejarán

Toekomende tijd II

  • ik zal toegelaten hebben
  • jij zult toegelaten hebben
  • hij/zij/het zal toegelaten hebben
  • wij zullen toegelaten hebben
  • jullie zullen toegelaten hebben
  • zij zullen toegelaten hebben

Futuro perfecto

  • yo habré dejado
  • habrás dejado
  • él/ella habrá dejado
  • nosotros habremos dejado
  • vosotros habréis dejado
  • ellos/ellas habrán dejado

Conditionalis I

  • ik zou toelaten
  • jij zou toelaten
  • hij/zij/het zou toelaten
  • wij zouden toelaten
  • jullie zouden toelaten
  • zij zouden toelaten

Condicional

  • yo dejaría
  • dejarías
  • él/ella dejaría
  • nosotros dejaríamos
  • vosotros dejaríais
  • ellos/ellas dejarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben toegelaten
  • jij zou hebben toegelaten
  • hij/zij/het zou hebben toegelaten
  • wij zouden hebben toegelaten
  • jullie zouden hebben toegelaten
  • zij zouden hebben toegelaten

Condicional perfecto

  • yo habría dejado
  • habrías dejado
  • él/ella habría dejado
  • nosotros habríamos dejado
  • vosotros habríais dejado
  • ellos/ellas habrían dejado

Imperatief

  • jij laat toe
  • jullie laat toe

Imperativo presente

  • deja
  • vosotros dejad

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van toelaten