Vervoeging van uiteenlopen
Onbepaalde wijs (infinitief): uiteenlopen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het loopt uiteen
- zij lopen uiteen
Indicativo presente
- él/ella difiere
- ellos/ellas difieren
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het liep uiteen
- zij liepen uiteen
Indefinido
- él/ella difirió
- ellos/ellas difirieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is uiteengelopen
- zij zijn uiteengelopen
Pretérito perfecto compuesto
- él/ella ha diferido
- ellos/ellas han diferido
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was uiteengelopen
- zij waren uiteengelopen
Pluscuamperfecto
- él/ella había diferido
- ellos/ellas habían diferido
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal uiteenlopen
- zij zult uiteenlopen
Futuro I
- él/ella diferirá
- ellos/ellas diferirán
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal uiteengelopen zijn
- zij zult uiteengelopen zijn
Futuro perfecto
- él/ella habrá diferido
- ellos/ellas habrán diferido
Conditionalis I
- hij/zij/het zal uiteenlopen
- zij zullen uiteenlopen
Condicional
- él/ella diferiría
- ellos/ellas diferirían
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn uiteengelopen
- zij zullen zijn uiteengelopen
Condicional perfecto
- él/ella habría diferido
- ellos/ellas habrían diferido