Vervoeging van vastmaken
Onbepaalde wijs (infinitief): vastmaken
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik maak vast
- jij maakt vast
- hij/zij/het maakt vast
- wij maken vast
- jullie maken vast
- zij maken vast
Indicativo presente
- yo ligo
- tú ligas
- él/ella liga
- nosotros ligamos
- vosotros ligáis
- ellos/ellas ligan
Onvoltooid verleden tijd
- ik maakte vast
- jij maakte vast
- hij/zij/het maakte vast
- wij maakten vast
- jullie maakten vast
- zij maakten vast
Indefinido
- yo ligué
- tú ligaste
- él/ella ligó
- nosotros ligamos
- vosotros ligasteis
- ellos/ellas ligaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb vastgemaakt
- jij hebt vastgemaakt
- hij/zij/het heeft vastgemaakt
- wij hebben vastgemaakt
- jullie hebben vastgemaakt
- zij hebben vastgemaakt
Pretérito perfecto compuesto
- yo he ligado
- tú has ligado
- él/ella ha ligado
- nosotros hemos ligado
- vosotros habéis ligado
- ellos/ellas han ligado
Voltooid verleden tijd
- ik had vastgemaakt
- jij had vastgemaakt
- hij/zij/het had vastgemaakt
- wij hadden vastgemaakt
- jullie hadden vastgemaakt
- zij hadden vastgemaakt
Pluscuamperfecto
- yo había ligado
- tú habías ligado
- él/ella había ligado
- nosotros habíamos ligado
- vosotros habíais ligado
- ellos/ellas habían ligado
Toekomende tijd I
- ik zal vastmaken
- jij zult vastmaken
- hij/zij/het zal vastmaken
- wij zullen vastmaken
- jullie zullen vastmaken
- zij zullen vastmaken
Futuro I
- yo ligaré
- tú ligarás
- él/ella ligará
- nosotros ligaremos
- vosotros ligaréis
- ellos/ellas ligarán
Toekomende tijd II
- ik zal vastgemaakt hebben
- jij zult vastgemaakt hebben
- hij/zij/het zal vastgemaakt hebben
- wij zullen vastgemaakt hebben
- jullie zullen vastgemaakt hebben
- zij zullen vastgemaakt hebben
Futuro perfecto
- yo habré ligado
- tú habrás ligado
- él/ella habrá ligado
- nosotros habremos ligado
- vosotros habréis ligado
- ellos/ellas habrán ligado
Conditionalis I
- ik zou vastmaken
- jij zou vastmaken
- hij/zij/het zou vastmaken
- wij zouden vastmaken
- jullie zouden vastmaken
- zij zouden vastmaken
Condicional
- yo ligaría
- tú ligarías
- él/ella ligaría
- nosotros ligaríamos
- vosotros ligaríais
- ellos/ellas ligarían
Conditionalis II
- ik zou hebben vastgemaakt
- jij zou hebben vastgemaakt
- hij/zij/het zou hebben vastgemaakt
- wij zouden hebben vastgemaakt
- jullie zouden hebben vastgemaakt
- zij zouden hebben vastgemaakt
Condicional perfecto
- yo habría ligado
- tú habrías ligado
- él/ella habría ligado
- nosotros habríamos ligado
- vosotros habríais ligado
- ellos/ellas habrían ligado
Imperatief
- jij maak vast
- jullie maakt vast
Imperativo presente
- tú liga
- vosotros ligad