Vervoeging van verbouwen
Onbepaalde wijs (infinitief): verbouwen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verbouw
- jij verbouwt
- hij/zij/het verbouwt
- wij verbouwen
- jullie verbouwen
- zij verbouwen
Present
- I ruin
- you ruin
- he/she/it ruins
- we ruin
- you ruin
- they ruin
Onvoltooid verleden tijd
- ik verbouwde
- jij verbouwde
- hij/zij/het verbouwde
- wij verbouwden
- jullie verbouwden
- zij verbouwden
Simple past
- I ruined
- you ruined
- he/she/it ruined
- we ruined
- you ruined
- they ruined
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verbouwd
- jij hebt verbouwd
- hij/zij/het heeft verbouwd
- wij hebben verbouwd
- jullie hebben verbouwd
- zij hebben verbouwd
Present perfect
- I have ruined
- you have ruined
- he/she/it has ruined
- we have ruined
- you have ruined
- they have ruined
Voltooid verleden tijd
- ik had verbouwd
- jij had verbouwd
- hij/zij/het had verbouwd
- wij hadden verbouwd
- jullie hadden verbouwd
- zij hadden verbouwd
Past perfect
- I had ruined
- you had ruined
- he/she/it had ruined
- we had ruined
- you had ruined
- they had ruined
Toekomende tijd I
- ik zal verbouwen
- jij zult verbouwen
- hij/zij/het zal verbouwen
- wij zullen verbouwen
- jullie zullen verbouwen
- zij zullen verbouwen
Future
- I will ruin
- you will ruin
- he/she/it will ruin
- we will ruin
- you will ruin
- they will ruin
Toekomende tijd II
- ik zal verbouwd hebben
- jij zult verbouwd hebben
- hij/zij/het zal verbouwd hebben
- wij zullen verbouwd hebben
- jullie zullen verbouwd hebben
- zij zullen verbouwd hebben
Future perfect
- I will have ruined
- you will have ruined
- he/she/it will have ruined
- we will have ruined
- you will have ruined
- they will have ruined
Conditionalis I
- ik zou verbouwen
- jij zou verbouwen
- hij/zij/het zou verbouwen
- wij zouden verbouwen
- jullie zouden verbouwen
- zij zouden verbouwen
Conditional present
- I would ruin
- you would ruin
- he/she/it would ruin
- we would ruin
- you would ruin
- they would ruin
Conditionalis II
- ik zou hebben verbouwd
- jij zou hebben verbouwd
- hij/zij/het zou hebben verbouwd
- wij zouden hebben verbouwd
- jullie zouden hebben verbouwd
- zij zouden hebben verbouwd
Conditional perfect
- I would have ruined
- you would have ruined
- he/she/it would have ruined
- we would have ruined
- you would have ruined
- they would have ruined
Imperatief
- jij verbouw
- jullie verbouwt
Imperative
- you ruin
- you ruin