Vervoeging van vergulden

Vertaling: vergolden

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verguld
  • jij verguldt
  • hij/zij/het verguldt
  • wij vergulden
  • jullie vergulden
  • zij vergulden

Präsens Indikativ

  • ich vergolde
  • du vergoldest
  • er/sie/es vergoldet
  • wir vergolden
  • ihr vergoldet
  • sie vergolden

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verguldde
  • jij verguldde
  • hij/zij/het verguldde
  • wij verguldden
  • jullie verguldden
  • zij verguldden

Präteritum Indikativ

  • ich vergoldete
  • du vergoldetest
  • er/sie/es vergoldete
  • wir vergoldeten
  • ihr vergoldetet
  • sie vergoldeten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verguld
  • jij hebt verguld
  • hij/zij/het heeft verguld
  • wij hebben verguld
  • jullie hebben verguld
  • zij hebben verguld

Perfekt Indikativ

  • ich habe vergoldet
  • du hast vergoldet
  • er/sie/es hat vergoldet
  • wir haben vergoldet
  • ihr habt vergoldet
  • sie haben vergoldet

Voltooid verleden tijd

  • ik had verguld
  • jij had verguld
  • hij/zij/het had verguld
  • wij hadden verguld
  • jullie hadden verguld
  • zij hadden verguld

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte vergoldet
  • du hattest vergoldet
  • er/sie/es hatte vergoldet
  • wir hatten vergoldet
  • ihr hattet vergoldet
  • sie hatten vergoldet

Toekomende tijd I

  • ik zal vergulden
  • jij zult vergulden
  • hij/zij/het zal vergulden
  • wij zullen vergulden
  • jullie zullen vergulden
  • zij zullen vergulden

Futur I Indikativ

  • ich werde vergolden
  • du wirst vergolden
  • er/sie/es wird vergolden
  • wir werden vergolden
  • ihr werdet vergolden
  • sie werden vergolden

Toekomende tijd II

  • ik zal verguld hebben
  • jij zult verguld hebben
  • hij/zij/het zal verguld hebben
  • wij zullen verguld hebben
  • jullie zullen verguld hebben
  • zij zullen verguld hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde vergoldet haben
  • du wirst vergoldet haben
  • er/sie/es wird vergoldet haben
  • wir werden vergoldet haben
  • ihr werdet vergoldet haben
  • sie werden vergoldet haben

Conditionalis I

  • ik zou vergulden
  • jij zou vergulden
  • hij/zij/het zou vergulden
  • wij zouden vergulden
  • jullie zouden vergulden
  • zij zouden vergulden

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde vergolden
  • du würdest vergolden
  • er/sie/es würde vergolden
  • wir würden vergolden
  • ihr würdet vergolden
  • sie würden vergolden

Conditionalis II

  • ik zou hebben verguld
  • jij zou hebben verguld
  • hij/zij/het zou hebben verguld
  • wij zouden hebben verguld
  • jullie zouden hebben verguld
  • zij zouden hebben verguld

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde vergoldet haben
  • du würdest vergoldet haben
  • er/sie/es würde vergoldet haben
  • wir würden vergoldet haben
  • ihr würdet vergoldet haben
  • sie würden vergoldet haben

Imperatief

  • jij verguld
  • jullie verguldt

Imperativ

  • du vergolde
  • ihr vergoldet

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van vergulden