Vervoeging van vergulden
Onbepaalde wijs (infinitief): vergulden
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verguld
- jij verguldt
- hij/zij/het verguldt
- wij vergulden
- jullie vergulden
- zij vergulden
Présent
- je dore
- tu dores
- il/elle dore
- nous dorons
- vous dorez
- ils/elles dorent
Onvoltooid verleden tijd
- ik verguldde
- jij verguldde
- hij/zij/het verguldde
- wij verguldden
- jullie verguldden
- zij verguldden
Indicatif imparfait
- je dorais
- tu dorais
- il/elle dorait
- nous dorions
- vous doriez
- ils/elles doraient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verguld
- jij hebt verguld
- hij/zij/het heeft verguld
- wij hebben verguld
- jullie hebben verguld
- zij hebben verguld
Indicatif passé composé
- j'ai doré
- tu as doré
- il/elle a doré
- nous avons doré
- vous avez doré
- ils/elles ont doré
Voltooid verleden tijd
- ik had verguld
- jij had verguld
- hij/zij/het had verguld
- wij hadden verguld
- jullie hadden verguld
- zij hadden verguld
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais doré
- tu avais doré
- il/elle avait doré
- nous avions doré
- vous aviez doré
- ils/elles avaient doré
Toekomende tijd I
- ik zal vergulden
- jij zult vergulden
- hij/zij/het zal vergulden
- wij zullen vergulden
- jullie zullen vergulden
- zij zullen vergulden
Indicatif futur
- je dorerai
- tu doreras
- il/elle dorera
- nous dorerons
- vous dorerez
- ils/elles doreront
Toekomende tijd II
- ik zal verguld hebben
- jij zult verguld hebben
- hij/zij/het zal verguld hebben
- wij zullen verguld hebben
- jullie zullen verguld hebben
- zij zullen verguld hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai doré
- tu auras doré
- il/elle aura doré
- nous aurons doré
- vous aurez doré
- ils/elles auront doré
Conditionalis I
- ik zou vergulden
- jij zou vergulden
- hij/zij/het zou vergulden
- wij zouden vergulden
- jullie zouden vergulden
- zij zouden vergulden
Conditionnel présent
- je dorerais
- tu dorerais
- il/elle dorerait
- nous dorerions
- vous doreriez
- ils/elles doreraient
Conditionalis II
- ik zou hebben verguld
- jij zou hebben verguld
- hij/zij/het zou hebben verguld
- wij zouden hebben verguld
- jullie zouden hebben verguld
- zij zouden hebben verguld
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais doré
- tu aurais doré
- il/elle aurait doré
- nous aurions doré
- vous auriez doré
- ils/elles auraient doré
Imperatief
- jij verguld
- jullie verguldt
Impératif
- tu dore
- vous dorez