Vervoeging van verslaan

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik versla
  • jij verslaat
  • hij/zij/het verslaat
  • wij verslaan
  • jullie verslaan
  • zij verslaan

Indicativo presente

  • yo dictamino
  • dictaminas
  • él/ella dictamina
  • nosotros dictaminamos
  • vosotros dictamináis
  • ellos/ellas dictaminan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik versloeg
  • jij versloeg
  • hij/zij/het versloeg
  • wij versloegen
  • jullie versloegen
  • zij versloegen

Indefinido

  • yo dictaminé
  • dictaminaste
  • él/ella dictaminó
  • nosotros dictaminamos
  • vosotros dictaminasteis
  • ellos/ellas dictaminaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verslagen
  • jij hebt verslagen
  • hij/zij/het heeft verslagen
  • wij hebben verslagen
  • jullie hebben verslagen
  • zij hebben verslagen

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he dictaminado
  • has dictaminado
  • él/ella ha dictaminado
  • nosotros hemos dictaminado
  • vosotros habéis dictaminado
  • ellos/ellas han dictaminado

Voltooid verleden tijd

  • ik had verslagen
  • jij had verslagen
  • hij/zij/het had verslagen
  • wij hadden verslagen
  • jullie hadden verslagen
  • zij hadden verslagen

Pluscuamperfecto

  • yo había dictaminado
  • habías dictaminado
  • él/ella había dictaminado
  • nosotros habíamos dictaminado
  • vosotros habíais dictaminado
  • ellos/ellas habían dictaminado

Toekomende tijd I

  • ik zal verslaan
  • jij zult verslaan
  • hij/zij/het zal verslaan
  • wij zullen verslaan
  • jullie zullen verslaan
  • zij zullen verslaan

Futuro I

  • yo dictaminaré
  • dictaminarás
  • él/ella dictaminará
  • nosotros dictaminaremos
  • vosotros dictaminaréis
  • ellos/ellas dictaminarán

Toekomende tijd II

  • ik zal verslagen hebben
  • jij zult verslagen hebben
  • hij/zij/het zal verslagen hebben
  • wij zullen verslagen hebben
  • jullie zullen verslagen hebben
  • zij zullen verslagen hebben

Futuro perfecto

  • yo habré dictaminado
  • habrás dictaminado
  • él/ella habrá dictaminado
  • nosotros habremos dictaminado
  • vosotros habréis dictaminado
  • ellos/ellas habrán dictaminado

Conditionalis I

  • ik zou verslaan
  • jij zou verslaan
  • hij/zij/het zou verslaan
  • wij zouden verslaan
  • jullie zouden verslaan
  • zij zouden verslaan

Condicional

  • yo dictaminaría
  • dictaminarías
  • él/ella dictaminaría
  • nosotros dictaminaríamos
  • vosotros dictaminaríais
  • ellos/ellas dictaminarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben verslagen
  • jij zou hebben verslagen
  • hij/zij/het zou hebben verslagen
  • wij zouden hebben verslagen
  • jullie zouden hebben verslagen
  • zij zouden hebben verslagen

Condicional perfecto

  • yo habría dictaminado
  • habrías dictaminado
  • él/ella habría dictaminado
  • nosotros habríamos dictaminado
  • vosotros habríais dictaminado
  • ellos/ellas habrían dictaminado

Imperatief

  • jij versla
  • jullie verslaat

Imperativo presente

  • dictamina
  • vosotros dictaminad

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van verslaan