Vervoeging van voorkomen

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik voorkom
  • jij voorkomt
  • hij/zij/het voorkomt
  • wij voorkomen
  • jullie voorkomen
  • zij voorkomen

Présent

  • j'interviens
  • tu interviens
  • il/elle intervient
  • nous intervenons
  • vous intervenez
  • ils/elles interviennent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik voorkwam
  • jij voorkwam
  • hij/zij/het voorkwam
  • wij voorkwamen
  • jullie voorkwamen
  • zij voorkwamen

Indicatif imparfait

  • j'intervenais
  • tu intervenais
  • il/elle intervenait
  • nous intervenions
  • vous interveniez
  • ils/elles intervenaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb voorkomen
  • jij hebt voorkomen
  • hij/zij/het heeft voorkomen
  • wij hebben voorkomen
  • jullie hebben voorkomen
  • zij hebben voorkomen

Indicatif passé composé

  • je suis intervenu(e)
  • tu es intervenu(e)
  • il/elle est intervenu(e)
  • nous sommes intervenu(e)s
  • vous êtes intervenu(e)(s)
  • ils/elles sont intervenu(e)s

Voltooid verleden tijd

  • ik had voorkomen
  • jij had voorkomen
  • hij/zij/het had voorkomen
  • wij hadden voorkomen
  • jullie hadden voorkomen
  • zij hadden voorkomen

Indicatif plus-que-parfait

  • je étais intervenu(e)
  • tu étais intervenu(e)
  • il/elle était intervenu(e)
  • nous étions intervenu(e)s
  • vous étiez intervenu(e)(s)
  • ils/elles étaient intervenu(e)s

Toekomende tijd I

  • ik zal voorkomen
  • jij zult voorkomen
  • hij/zij/het zal voorkomen
  • wij zullen voorkomen
  • jullie zullen voorkomen
  • zij zullen voorkomen

Indicatif futur

  • j'interviendrai
  • tu interviendras
  • il/elle interviendra
  • nous interviendrons
  • vous interviendrez
  • ils/elles interviendront

Toekomende tijd II

  • ik zal voorkomen hebben
  • jij zult voorkomen hebben
  • hij/zij/het zal voorkomen hebben
  • wij zullen voorkomen hebben
  • jullie zullen voorkomen hebben
  • zij zullen voorkomen hebben

Indicatif futur antérieur

  • je serai intervenu(e)
  • tu seras intervenu(e)
  • il/elle sera intervenu(e)
  • nous serons intervenu(e)s
  • vous serez intervenu(e)(s)
  • ils/elles seront intervenu(e)s

Conditionalis I

  • ik zou voorkomen
  • jij zou voorkomen
  • hij/zij/het zou voorkomen
  • wij zouden voorkomen
  • jullie zouden voorkomen
  • zij zouden voorkomen

Conditionnel présent

  • j'interviendrais
  • tu interviendrais
  • il/elle interviendrait
  • nous interviendrions
  • vous interviendriez
  • ils/elles interviendraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben voorkomen
  • jij zou hebben voorkomen
  • hij/zij/het zou hebben voorkomen
  • wij zouden hebben voorkomen
  • jullie zouden hebben voorkomen
  • zij zouden hebben voorkomen

Conditionnel passé (1ère forme)

  • je serais intervenu(e)
  • tu serais intervenu(e)
  • il/elle serait intervenu(e)
  • nous serions intervenu(e)s
  • vous seriez intervenu(e)(s)
  • ils/elles seraient intervenu(e)s

Imperatief

  • jij voorkom
  • jullie voorkomt

Impératif

  • tu interviens
  • vous intervenez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van voorkomen